Voice-over Frank Vischschraper

Reisverslag NBA Finals 2009: LA Lakers-Orlando Magic

Artikel van 13 juni 2009

 

Verslag op locatie van de NBA Finals 2009 door Ronald van Dam en Frank Vischschraper, commentatoren voor Sport1.

 

DINSDAG 2 JUNI 2009: LA & THE BIG APPLE: HERE WE COME…

 

Bericht van Ronald van Dam (vanuit LA)

Dat had erger gekund. Het heeft de NBA behaagd om de crew van Sport 1 voor het verslaan van de NBA Finals 2009 onder te brengen in het Renaissance Hotel op Hollywood Boulevard in Los Angeles. Vorig jaar zaten we in een hotel op de luchthaven LAX, maar dit is het betere werk, sprak hij licht snobistisch. Na een lange reis van dik 18 uur (voordeur tot hotel) zijn we dinsdag meteen maar even om de hoek gaan slenteren, over de stoep met al die sterren. Ik kan u verzekeren, het zijn er nogal veel. Voor mijn gevoel heeft iedere idioot die een rolletje in een B-film heeft gespeeld zo’n ster. Ook nog even staan kijken bij de gala-premiere van Sanda Bullocks nieuwe film, daarna een lekkere burger gegeten (we zijn per slot van rekening in de States) en toen in bed gestort. Klokje rond opblijven is een tough job.

Bericht van Frank Vischschraper (vanuit New York)

Vliegen om kwart over acht ’s ochtends betekent om vijf uur op Schiphol zijn. Pfoeh….. Maar goed, ik wilde zelf vroeg vliegen om nog zo veel mogelijk aan de dag te hebben, dus: niet zeuren. Ik vlieg vandaag in mijn eentje naar New York voor vijf dagen vakantie en voorpret in The Big Apple en Obama Town; Ton Boot zal op zondag 7 juni rechtstreeks naar Orlando reizen. Samen zullen we voor Sport1 commentaar geven bij de wedstrijden 3 en 4 – en hopelijk ook 5, 6 en 7 – van de NBA Finals 2009. Collega-commentatoren Ronald van Dam en Cees van Rootselaar, en producer Wendy Hendrickx, vertrekken ook vandaag. Maar dan wel op een wat christelijker tijdstip, en rechtstreeks naar Los Angeles. Zij (Ronald & Cees) vormen het commentaarduo voor de wedstrijden 1 en 2.

Na een zo goed als turbulentievrije vlucht veilig geland op JFK Airport. Drie kwartier wachten op de koffers (grrrr…..), customs vertellen dat ik tien pakjes gerookte paling bij me heb voor mijn Amerikaanse vriend Roger Daniels, die ik vorig jaar rond deze tijd ook in de States ontmoette (ambtenaar: “smoked eel… that’s fish, right?”), een uurtje in de onbemande AirTrain en de bemande E Train en dan sta je toch echt in Manhattan, nog altijd het kloppende hart van de Westerse wereld. Eerst even spullen dumpen in het hotel (The Pod in East 51st Street) en dan de stad in. Fifth Avenue, de luxueuze winkelstraat die Manhattan van boven naar beneden zo’n beetje door midden snijdt, is vlakbij en dus mijn eerste doel. Gewoon ff wandelen. ‘Stroll around,’ zoals de Amerikanen dat noemen. Ach, denk ik, ik zit halverwege Manhattan, weet je wat ik doe? Ik loop gewoon even Fifth Avenue af naar het zuidelijkste punt van Manhattan, dan kom ik vanzelf in de buurt van Ground Zero, Brooklyn Bridge en Wall Street, de plek waar de Nederlanders in 1624 hun tentjes opsloegen om het complete eiland twee jaar later voor wat spiegeltjes en kralen over te nemen van nota bene de verkeerde Indianenstam (want op doorreis en niet de vaste bewoners van Manahata).

Gewoon even Fifth Avenue aflopen… forget it but! Het is mijn eerste keer in New York en ik kom erachter, voor zover ik dat nog niet wist, dat dit een monsterachtig grote stad is. Acht komma twee miljoen mensen op 790 vierkante kilometer New Amsterdam (of 18,8 miljoen op 17.400 vierkante kilometer, als je alle voorsteden meerekent), die raak je niet even kwijt in een gebiedje ter grootte van het oude Amsterdam. Als ik na twee uur moe ben van het lopen, pak ik de metro om eens wat andere wijken van Manhattan te zien. Zo kom ik terecht in de Lower East Side (lekker rommelig en hip), Chinatown (waar je het gevoel krijgt dat men een halve Chinese stad naar de States heeft getransplanteerd, met alle gezelligheid en bedrijvigheid van dien) en Soho (trendy winkels langs Broadway en de straten daaromheen). Het is dan al avond en het enige dat ik tot op dat moment heb gemerkt van de aanstaande NBA Finals, is het commentaar dat een aardige en sportfanate conciërge van een modewinkel had op de uitschakeling van de Cavaliers in de East Finals: “You know, eleven days off before the Conference Finals, that has cost them. Dey weren’t ready ta fight. The Magic you know, dey was ready to fight.” Ja, de NY Times en de NY Post hebben een paar berichtjes over de absolute climax van het NBA-seizoen, maar het gaat in die kranten toch vooral over de vraag of LeBron James nu zó teleurgesteld is, dan hij misschien wel naar de Knicks komt in de zomer van 2010.

Voor de rest gaat het leven zijn onstuitbare gang in New York City. Wat een onvoorstelbare hoop mensen (het lijkt wel alsof iedereen boven en onder de grond continu probeert niet tegen een ander op te botsen), wat een enorme hoeveelheid Metropolis-achtige wolkenkrabbers, wat een klamme warmte, wat een hoop auto’s en wat een hoop uitlaatgassen. Gelukkig hoef ik hier niet permanent te bivakkeren, maar wat een fascinerende stad. Op de weg terug loop ik nog even langs de (inmiddels gesloten) NBA Store op Fifth Avenue, die maar een paar honderd meter van mijn hotel verwijderd is. De prachtige verlichte etalage staat helemaal in het teken van de Finals. Etalagepoppen dragen alle versies van de officiële Lakers- en Magic-tenues, een groot bord laat middels een bracket het verloop van de complete NBA Playoffs zien en actuele persfoto’s tonen de viering van de Westelijke en Oostelijke titel door de beide finalisten, alsmede schitterende acties van de heren supersterren Kobe Bryant en Dwight Howard. Morgen kom ik hier zeker terug om de stemming te peilen. En ik weet nog wel een paar andere plekken ook waar de NBA Finals ongetwijfeld het gesprek van de dag zijn. Maar daarover later meer.

Gezien in The NBA Store: de boot waarmee Shaquille O’Neal de Hudson is overgevaren.

WOENSDAG 3 JUNI 2009: THE DAY BEFORE THE FIRST DAY

 

Bericht van Ronald (vanuit LA)

De woensdag staat in het teken van de accreditaties ophalen en het opnemen van een stand-upper voor wedstrijd 1. De passen zijn snel geregeld, dus op naar de training. Eerst het laatste half uurtje van de Lakers, waarbij Kobe voorop gaat in de suicides. Die wil echt kampioen worden, dat zie je aan alles. Maar ja, hoe gaat LA het eenpersoonssloopbedrijf Dwight Howard en tegelijkertijd de schutters van Orlando (Turkoglu, Lewis, Lee, Alston, Pietrus) afstoppen? De Magic is een lastig in te schatten ploeg. Hebben ook niets te verliezen. De opkomst van Howard, als de Magic-spelers aan de beurt zijn, is prachtig. Gehuld in een strak mouwloos shirtje komt hij met een brede grijns het veld op en applaudisseert voor zichzelf. Die neemt zijn Superman-act erg serieus. Als pers mag je twee stukjes van de trainingen meepikken en tussendoor is er nog gelegenheid om spelers te interviewen. De mindere Goden zijn het makkelijkst te benaderen. Zo krijg ik de kans om Sasha Vujacic, J.J. Redick, Anthony Johnson en Mickael Pietrus wat vragen te stellen. Laatstgenoemde is een grappige gast. Gevraagd naar de juiste uitspraak van zijn achternaam zegt hij: ‘Sssssssssh’. Dus niet Pee-trus, maar Pjet-trusssssss. Weten we dat ook weer. De stand-upper (vaktaal voor een presentatie) nemen we buiten voor Staples Center op. Twee takes, beetje plakken en knippen (dat doet producer Wendy) en we hebben een mooi begin voor wedstrijd één. Analist Cees van Rootselaar – u weet wel, die veelvoudig kampioen en dito international uit Den Helder – koopt en passant de Lakers fanshop meteen maar leeg. We zijn er nu toch, en het is nooit te vroeg om te shoppen. Al met al een productieve dag in LA. Let The Finals begin.

Bericht van Frank (vanuit New York)

Ondanks de korte nacht voor mijn vertrek naar New York, de lange eerste dag die ik heb gedraaid met die extra zes uur van het tijdverschil met Nederland, en het feit dat ik kan bijslapen, word ik toch om zes uur wakker. Ik moet kennelijk weer mee in de vaart der volkeren die heerst in Manhattan’s Midtown East en daarbuiten. Om half acht zit ik in Starbuck’s alweer aan zo’n fantastische Medium (zeg maar: Monstrous) Caramel Macchiato, begeleid door een al even overheerlijke blueberry scone. Hoe kun je de dag beter beginnen?Ik ben helemaal klaar voor the day before the first day of The Finals. Mijn eerste stop is mijn laatste van gisteren, maar nu toegankelijk: The NBA Store. Wat een fantastisch basketballpaleis. Werkelijk alle NBA-merchandising – van de league en van àlle teams – is er te koop en je kunt er makkelijk een uur of drie doorbrengen. Ik hou het op twee uur, en kijken, kijken, niet kopen is er bij mij niet bij. Ach, kijken natuurlijk wel, maar ook Lakers- en Raptors-spullen aanschaffen voor zoons Sonho (Harlemlakers U10 dit seizoen) en Salomon (Herenmarkt voetbal, maar met een feel voor b-ball), en neefje Sem (die op 5-jarige leeftijd reeds compleet basketballverslaafd is, achter zijn rug en door zijn benen dribbelt, vanaf ‘s ochtends zeven uur de basket in zijn slaapkamer onder handen neemt en ijs en weder dienende over tien jaar de schrik zal zijn van het jeugdbasketball in Den Helder.)

Die prachtige etalages gewijd aan de Finals zijn me dus niet ontgaan, maar ik wil eigenlijk ook wel eens weten hoe de aankomende serie tussen de Lakers en de Magic hier in de winkel wordt ervaren. Ik laat her en der vallen dat ik voor Netherlands television commentaar zal gaan geven (“trots als een aap met zeven lullen”, zou Bram Brakel zeggen), in de hoop dat dat leuke gesprekjes en misschien wel een discount oplevert, want zo Nederlands ben ik dan ook wel weer. Maar ik had net zo goed kunnen melden dat ik verslag kom doen van het Wereldkampioenschap verspugen om een hoekje. Veel meer dan “really?’ of “wow” komt er niet uit. Eén vrouwelijke winkelbediende weet wel te vertellen dat er veel gebeld wordt voor informatie over Lakers-spullen, maar dat dat eigenlijk altijd wel zo is. Als ik haar vraag of er nu ook veel belangstelling is voor Magic-spullen, verwringt ze haar gezicht in één groot vraagteken. Een andere verkoopster verwijst me naar de concierge bij de ingang, en die geeft me een telefoonnummer dat ik mag bellen voor een officiële reactie. Ach, laat maar zitten ook. Verkopen jullie maar lekker al die spulletjes, want dat doen jullie goed.

‘s Middags mijn New York Tour deel twee. Times Square mag natuurlijk niet worden overgeslagen. Madison Square Garden ook niet. Waar van de Knicks natuurlijk natuurlijk geen spoor te bekennen valt, want allen met de bips op de Bahamas of zo. Het enige teken van basketball-leven is het opduiken uit het onder de Garden gelegen Penn Station van de 2.03 meter lange Anne Donovan (47), winnares van gouden Olympische medailles in 1984 en 1988 als speelster en in 2008 als hoofdcoach in Beijing, en nu merkwaardig genoeg assistent-coach bij de dames van de New York Liberty, die over een paar dagen aan het WNBA-seizoen beginnen. Zie je het al voor je? Mike Krzyzewski als assistent-coach bij de New York Knicks? Nu heeft Krzyzewksi de verleiding van de NBA nog altijd kunnen weerstaan ten faveure van het college- en Olympisch basketball, maar als hij de stap al zou maken, dan zeker niet als assistent-coach. Anne Donovan dus wel, en dat zegt veel over haar bescheidenheid (die Krzyzewski ook niet ontbeert trouwens) en haar goede banden met de dames van het Liberty-management, met wie zij altijd al een groepje Jersey girls vormde. Via Greenwich Village en Soho zak ik af richting Financial District, waar ik eerst in Battery Park het monument van de stichting van New Amsterdam bewonder, alsook “The Sphere” van Fritz Koenig, een sculptuur in de vorm van een gouden bol, die zich oorspronkelijk in het World Trade Center bevond en nu als zwaar beschadigd monument de herinnering aan de aanslagen op 11 september 2001 levend houdt.

Na een blik geworpen te hebben op het Vrijheidsbeeld op Ellis Island, dat van hier af wel erg klein lijkt, wandel ik via de South Street Seaport (de prachtig gerestaureerde, intieme oude havenbuurt onder de rook van de wolkenkrabbers van de bankers en de stockbrokers) en Wall Street naar Ground Zero, waar inmiddels de basis is gelegd voor het nieuwe World Trade Center. Het is regenachtig en grijs, felle lampen verlichten de bouwwerkzaamheden die maar moeizaam te zien zijn, en langs de randen van deze pijnlijke wond in de geschiedenis van de vrije westerse wereld staan talloze brandweer- en politiewagens opgesteld met werkende zwaailichten, geflankeerd door FDNY- en NYPD-mensen die hier de wacht lijken te houden. Als vanzelf beginnen de de apocalyptische beelden en geluiden, die ik zo vaak op televisie zag, door mijn hoofd te spoken. Onvoorstelbaar wat hier allemaal is gebeurd. Het is inmiddels een uur of acht ‘s avonds en omdat mijn rug niet zo heel blij blijkt te zijn met de talloze wandelkilometers van gisteren en vandaag, pak ik de metro terug naar huis. Heb nog wat slaap in te halen ook. Morgen verder.

 

DONDERDAG 4 JUNI 2009: “KOBE BRYANT SENDS EMOTIONS THROUGH ME”

 

Bericht van Ronald (vanuit LA)

Wow. Zag je die blik in de ogen van Kobe Bryant!? Dat is een man met een missie. 40 punten, 8 rebounds, 8 assists, de 46e speler in de geschiedenis met 40 punten of meer in de NBA Finals. Orlando, wakker worden voor het te laat is. Zo goed als de Lakers in het tweede en het derde kwart van de eerste wedstrijd spelen, zo moeizaam verloopt onze uitzending. De kijker thuis zal er weinig van hebben gemerkt, maar onze immer standvastige producer Wendy belt zich suf om alle technische tegenslag op te lossen. Problemen met de satelliet, heel veel problemen, laten het we zo maar zo samenvatten, waardoor er in Los Angeles en Amsterdam (Sport 1) een hoop stress is. Overigens hebben alle ‘internationale’ broadcasters op locatie er last van. Maar analist Cees en ondergetekende doen alsof er niets aan de hand is, en we zijn na afloop blij met ons commentaar. ‘Dat ging lekker’, roepen we in koor.

En dat zullen de Lakers ook wel hebben gedacht. Ze heersen in de rebound (55 om 41), houden Orlando onder de dertig procent schot (een nieuw ’record’ in de NBA Finals) en Dwight Howard (1 uit 6) krijgt niet eens de kans om een keer te dunken. Defense met een hoofdletter D. Stan Van Gundy klaagt na afloop over een gebrek aan ‘effort and energy’ bij zijn spelers. Werk aan de winkel, coach. Cees vraagt zich af of het wel verstandig is geweest om Jameer Nelson zo veel te laten spelen. De guard heeft sinds 2 februari geen wedstrijd meer gespeeld door een schouderblessure. En hij krijgt in het tweede kwart meteen twaalf minuten. Nelson lijkt zoekende, maar dat geldt voor heel Orlando. De Lakers zijn er klaar voor, de Magic niet. Voor de wedstrijd zijn we nog even getuige van een mooi moment. Dwight Howard omhelst de legende Bill Russell. Magic-assistent Patrick Ewing staat er ook bij. Drie generaties centers in de NBA. Cees maakt gauw een foto. Toch bijzonder om van zulke momenten getuige te mogen zijn.

Bericht van Frank (vanuit New York)

Was de blik tot nu toe gericht op het zuiden van Manahata, nu ga ik de noordelijke helft verkennen van dit ooit volledig bosachtige eiland. (Hoe zouden de Indianen die hier bijna 400 jaar geleden woonden, reageren als ze zouden kunnen zien hoe hun lapje grond is volgebouwd met al die uit hun krachten gegroeide stalen en bakstenen tipi’s?) Over bosachtig gesproken: het is behoorlijk weer – graad of 20, af en toe komt het zonnetje er lekker doorpiepen – en ik ga eens een fijne wandeling maken door de lungs of the city, ofwel Central Park. Wauw. Als je hier bent, glijdt prompt alle overweldigende stedelijke bedrijvigheid van je af. Wat een fantastisch park! (Het Vondelpark kan er een keer of zes in, schat ik.) Overal zijn mensen bezig met wandelen, fietsen, joggen, basketballen, schilderen, op het gras liggen, eten, drinken, hondsbrutale eekhoorntjes voeren en al wat dies meer zij. Kortom: met ontspannen. En er is meer dan genoeg ruimte voor iedereen.

Rucker Park, playground of legends.

 

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik halverwege het park begin en dan naar het noorden loop. Richting Harlem, dat “boven” het park begint en waar mijn volgende reisdoel ligt. Als ik na een paar uurtjes van 81st Street, waar ik het park inkwam, ben opgeschoven naar de noordgrens ter hoogte van 110th Street, pak ik toch echt de metro om 155th Street in noordelijk Harlem te bereiken, waar ik nu naartoe wil. Daar ligt het befaamde Rucker Park, dat – naast een speeltuintje en een honkbalveld – het basketballpleintje behelst waar ooit Rafer “Skip (To My Lou)” Alston letterlijk en figuurlijk groot werd, en waar zelfs Kobe Bryant een jaar of zes geleden een keer opdook om een potje te ballen. En laat die twee meneren nou net tegenover elkaar staan in de NBA Finals!

Als ik uit de subway kom, merk ik dat hier toch een iets andere sfeer hangt dan way downtown. Dit is Harlem, en wel een gedeelte dat qua oogstrelendheid en veiligheid een mager zesje krijgt. (Overdag dan.) Maar wel een buurt waar wordt geleefd, en waar sfeer hangt. Als ik over een enorme voetgangersbrug ben gelopen, tussen een paar woonwolkenkrabbers door die je kunt vergelijken met twee op elkaar gestapelde en vervolgens diepdonkerbruin geschilderde Bijlmerbajestorens, zie ik beneden in de diepte Rucker Park al liggen. Ik daal een trap af om het pleintje te kunnen bereiken en merk iets dat ik eigenlijk al wist: dat het aantal bleekscheten, waaronder ik, hier op de vingers van één hand te tellen is. En die andere vier zie ik even niet. Ik weet niet precies wat te verwachten, maar gedreven door mijn nieuwsgierigheid loop ik richting basketballveldje, waar een handjevol mannen en jongens balletjes aan het schieten is en een ander handjevol het kleine tribunetje bevolkt. En begin foto’s te maken van deze beroemde playground. Zo op het oog niet bijzonderder dan het veldje op het Museumplein in Amsterdam, afgezien van de aanwezigheid van de tribune dan misschien. Maar je voelt de geschiedenis van het groen en rood geschilderde asfalt afspatten, en letterlijk van de verweerde, mintgroen en felgeel geschilderde stands.

Dit is de plek waar meer dan vijftig jaar geleden gemeenteambtenaar Holcombe Rucker begon met het organiseren van basketballtoernooien, met als bijbedoeling kinderen te inspireren hun school af te maken. Na zijn dood zetten twee van zijn pupillen het befaamde “Each One Teach One”-programma op, dat basketballgroten als Wilt Chamberlain, Julius “Dr. J” Erving, Kareem Abdul-Jabbar en pleintjeslegenden als Earl “The Goat” Manigault en Joe “The Destroyer” Hammond naar Rucker haalde om voor nog meer inspiratie voor de jeugd te zorgen. Al snel werd Rucker een broedplaats voor NBA-talent, voor nieuwe en spectaculaire basketballmoves en zelfs voor de hiphopcultuur. Ik ga een tijdje op de tribune zitten om de ballers gade te slaan, en als een vijftiger en een jonge jongen klaar zijn met de één-tegen-één-potjes waar ze volgens mij al een aardig tijdje mee bezig zijn, raap ik mijn moed bij elkaar en spreek ze aan.

Ik zeg dat ik een journalist uit Nederland ben en vraag ze naar hun verwachtingen van de Finals tussen de Lakers en de Magic. Die vraag lokt een paar fantastische glimlachen uit, alsmede een langdurig en geanimeerd gesprek. Hoezo was hier moed voor nodig? Basketball is een internationale taal. De vijftiger blijkt Hassan Malik te heten en balde, in de tijd dat hij nog onder zijn geboortenaam Ricky Murray door het leven ging, voor North Carolina Central. Hij vertelt een prachtig verhaal over eerdergenoemde Joe “The Destroyer” Hammond, die hier ooit met zijn Millbank-team een potje moest ballen tegen een ploeg met Julius Erving in de gelederen. Joe kwam pas in de rust opdagen, maar droeg in de tweede helft wel doodleuk 58 punten bij aan de overwinning van Millbank. Dr. J. kwam zelf overigens niet verder dan een punt of 53, 54, in twee helften tezamen wel te verstaan. Tegenwoordig gaat het niet zo goed met Hammond, weet Malik. “You can see him sometimes over at Burger King at 125th Street. He’s doin’ drugs and all that.”

Malik heeft zelf trouwens ook wel het één en ander meegemaakt, te zien aan het enorme litteken dat over zijn wang loopt, van zijn linkermondhoek naar zijn linkeroor zo’n beetje. Hij vertelt dat er vandaag geen wedstrijdjes zijn op Rucker Park, maar dat op 15 juni weer het jaarlijkse streetball-toernooi begint. Helaas ben ik dan niet meer in New York, maar hopelijk op doorreis van Orlando naar Los Angeles.

Kevin Walker

De jonge jongen stelt zich voor als Kevin Walker en vertelt dat hij afgelopen seizoen freshman shooting guard was in de basketballploeg van Virginia Union. Later blijkt dat ik òf zijn naam niet goed heb verstaan, òf dat hij wel erg fresh is, want ik kan op internet niets over een Kevin Walker van Virginia Union terugvinden. Hoe dan ook droomt Kevin de droom van het bereiken van de NBA, of anders een mooie basketballcompetitie overseas. Hij beheerst trouwens een prachtige imitatie van het hupje dat Rafer Alston af en toe in zijn dribble verwerkt, en dat de man de bijnaam Skip opleverde. Hassan begint spontaan het liedje te zingen waar vroeger de meisjes op touwtjesprongen: skip to my lou, my darling… Als ik Kevin vraag wie zijn favoriet is voor het winnen van de Finals, kan hij geen uitsluitsel geven. Hij twijfelt. Kobe is ridiculous, zegt hij. En dan bedoelt hij natuurlijk niet belachelijk, maar belachelijk goed. Maar: Orlando has great defense. Hassan twijfelt niet: Orlando wordt kampioen. Die ploeg heeft niet voor niets LeBron en de Cavs vernietigd. Overigens denkt hij wel dat LeBron (“that guy just did not go through natural evolution”) in de toekomst alsnog kampioen zal worden. “He’s a great player. But nobody’s gonna give it to him. He has to earn it.” Over Mo Williams is Hassan duidelijk: “That guy is a fluke. Who had ever heard of Mo Williams before this year? He just wasn’t ready to take on the pressure.”

Het wordt tijd om verder te gaan. Maar ik ben blij dat ik hier ben geweest. Dit is zeer heilige basketballgrond. Bevolkt door prachtige mensen die voor een intense atmosfeer zorgen. Mooi te zien ook hoe sterk de sociale controle is. Everbody’s looking out for each other. Geen bemoeizucht, maar pure medemenselijkheid. Die bemerk ik ook als ik met de metro weer ben afgezakt naar de als veiliger te boek staande 125th Street. Dat is de straat die ooit de onafgebakende scheidslijn was tussen het betere en het “mindere” gedeelte van Manhattan, een scheidslijn die je als meer welgestelde blanke of zwarte niet overschreed als daar geen absolute noodzaak toe was. Op de kruising van deze straat met Malcolm X Boulevard pak ik in een Starbucks-filiaal mijn zoveelste Caramel Macchiato (met Chocolate Indulgent Cookie deze keer). Als ik dat heerlijks bijna op heb, vraagt een oudere meneer, die zo op het oog net als Hassan Malik al veel van het leven heeft gezien, of hij op die vrije stoel aan mijn tafeltje mag komen zitten. “Of course”, zeg ik. Eerst legt hij een vettig plastic tasje op tafel neer, waar een bak eten in blijkt te zitten die hij zojuist van een ober van een naburig restaurant voor noppes heeft meegekregen. “Daar ga ik normaal liever niet op in,” zegt hij verontschuldigend, hoewel ik het sterke vermoeden heb dat dit niet de eerste keer is.

Terry

Vervolgens vraagt hij me tot mijn verrassing of hij me op een bak koffie mag tracteren, maar ik wijs beleefd op mijn Caramel Macchiato. Als hij na tien minuten van bestellen, in slow motion rondschuifelen en heerlijk op zijn elfendertigst suiker door zijn koffie roeren definitief aan mijn tafeltje komt zitten, ontspint zich al net zo’n fantastisch gesprek als een uur eerder op Rucker Park. Terry, zoals hij blijkt te heten, is 67 jaar oud, heeft suikerziekte (waar hij overigens wel medicijnen voor krijgt) en is vast van plan rustig aan te doen “and enjoy whatever time I have left”. Hij praat overdacht en al even langzaam als hij beweegt. “I just look at things, you know. I look at life passing by.” Niet alles wat hij zegt, begrijp ik helemaal, maar over het algemeen spreekt hij even simpele als geweldige waarheden. Nadat hij zijn gratis maaltijd heeft gedeeld met een brother die een behoorlijk stuk zweveriger is dan hij (na het eerst weer netjes aan mij te hebben aangeboden), vertelt hij dat het nog niet zo lang geleden ondenkbaar was dat hij en ik hier zo gezeten zouden hebben en elkaar de hand geschud zouden hebben. “There was a lot of anger. There was anger in me too. Gotta be honest. But you know, the anger has gone.” Waarheen dan, vraag ik hem. Hij zucht en kijkt een paar minuten naar buiten. Hij weet het niet. “Things have just changed, you know.” Heeft de komst van Obama iets veranderd voor hem? “No, that hasn’t changed anything for me. The change came before that.”

Ik vraag hem of hij de NBA volgt. Af en toe kijkt hij wel een wedstrijd zegt hij. En de Lakers kent hij ook wel. “Kobe Bryant sends emotions through me. Because he’s such a great player, but also because he’s not perfect and will sometimes miss a shot. But when you miss a shot, you know, you just come back and try again. That’s what I did in the old days. Never played for a team, but liked to take those shots.” Dat de Lakers in de Finals staan, is hem trouwens ontgaan. En de aanwezigheid van de Magic daarin al helemaal. “What? Magic Johnson is playing in the Finals?” Nee, zeg ik, die is iets te oud en te traag nu. Van de Orlando Magic heeft hij nog nooit gehoord. Het zij hem volledig vergeven. Hij weet weer andere dingen die heel belangrijk zijn. Na een uur praten vraag ik hem of ik een foto van hem mag maken. “Of course”, zegt hij. “Why would I mind? I’m sitting here being myself, you are sitting here being yourself. This is pure, you know. I’m not pretending to be somebody I’m not, and neither are you. Of course you can take my picture.” Ik neem afscheid, want ik moet weer terug naar mijn hotel. It’s game time tonight! Ik had nog veel langer met Terry willen praten, maar ik zeg tegen hem dat ik hoop dat ik hem nog een keer tegenkom. “Hope so too”, zegt hij. “No problem finding me here at Starbucks.” Ik geef hem een hand. “Allright man. I’ll come looking for you.”

Tegen negenen begeef ik me naar een bar vlakbij mijn hotel, waar ze naar goed Amerikaans gebruik een hoop televisieschermen hebben hangen. Op de helft daarvan is de vierde wedstrijd van de Stanley Cup-finale te zien tussen de ijshockeyende heren van Pittsburgh en Detroit. De meeste aandacht van de aanwezige bargangers gaat allereerst uit naar de drank en de eigen gesprekspartners, daarna naar de strijd tussen de Penguins en de Red Wings (Penguins winnen en brengen de serie op 2-2), en tot slot is er een enkeling die de blik gericht heeft op het openingsduel tussen de Lakers en de Magic. Ik ben één van die enkelingen. Het geluid staat uit, maar dat heb ik ook niet nodig om te zien dat Kobe Bryant de wedstrijd naar zijn hand zet, en dat Jameer Nelson het moeilijk heeft na vier maanden afwezigheid. Hetgeen volgens mij ook weer zijn weerslag heeft op Rafer Alston, die nu speeltijd moet inleveren. Ook is duidelijk dat Superman behoorlijk vleugellam is vandaag. Als ik twee Indian Brown Ale en een goeie Classic Burger heb weggewerkt, is het rust.

Ik bekijk de tweede helft op mijn hotelkamer, maar ben zo moe dat ik de laatste vijf minuten van deze blowout niet meer bewust meemaak. Na twaalven komt mijn Amerikaanse vriend Roger Daniels binnen, die eigenlijk gisteren al zou komen om een paar dagen met me in New York door te brengen, maar eerst nog werk moest afmaken. De wedstrijd heeft hij nu ook gemist, maar hij is tevreden te horen dat de Lakers het eerste duel hebben gewonnen. Niet dat hij een Lakerfan is (integendeel, zijn hart pompt Celtic-groen bloed door zijn aderen), maar hij redeneert dat als de Lakers de eerste twee duels winnen, Orlando er vervolgens in eigen huis wel voor zal zorgen dat er minimaal een zesde wedstrijd komt en ik daardoor ook nog naar Los Angeles mag. Is dat niet aardig van deze aanhanger van de grootste rivaal van Purple and Gold? Enfin, we zullen zien. Met twee wedstrijden in Orlando zou ik de koning al te rijk zijn. Uiteraard hoop ik op drie in Florida en nog twee in Californië, met een buzzerbeater aan het eind van de vierde verlenging van wedstrijd zeven. Ik zeg niet van wie. Na nog een uurtje of twee bijgepraat te hebben in de hotellobby (ik zag Roger voor het laatst toen ik vorig jaar in de States was voor de eerste twee wedstrijden tussen de Celtics en de Lakers) ga ik om half drie naast mijn bed staan en stort vervolgens heerlijk en volledig in.

 

VRIJDAG 5 JUNI 2009: INBETWEEN DAY

 

Bericht van Frank (vanuit Springfield, Virginia)

Niet veel te melden vandaag. Om vier uur gaan we met de bus van New York naar Roger’s woonplaats Springfield in Virginia, een voorstad van Washington DC in feite. Maar we beginnen de dag in New York, waar het continu regent. Daarom zijn we veel binnen. In een Italiaanse tent om te ontbijten, in de NBA Store om nog wat spulletjes aan te schaffen en in Starbucks bij Radio City Hall om nog wat te drinken en te eten. Koffers en spullen nog ergens zien te stallen in de buurt van Madison Square Garden, waarvandaan de bus zal vertrekken, kost ook al heel wat tijd. De dag gaat snel om. In de namiddag stappen we in de bus en zijn zo’n vijfeneenhalf uur later in Chinatown in Washington DC. Vierhonderd kilometer met de bus voor 20 dollar de man. Als je er op tijd bij bent, zijn er soms zelfs kaartjes van een dollar te krijgen. Non-refundable, dat wel. Nog een half uur met de metro, tien minuutjes met de auto en dan zijn we in Springfield. Om een uur of elf nog wat eten bij het drukbezochte restaurant T.G.I. (Thank God It’s) Friday – wat het toevallig ook is vandaag – en dan zit de dag er al weer op. Morgen nog een dagje ontspannen, en dan op naar Orlando.

 

ZATERDAG 6 JUNI 2009: HOMERUNS EN STROOMVERSNELLINGEN

 

Bericht van Ronald (vanuit LA)

Lekker hoor, twee dagen vrij tussen de eerste twee wedstrijden. Dat heeft de NBA toch maar fijn bedacht. En dus zitten we op een zonnige zaterdagmiddag in Dodgers Stadium voor de honkbaltopper tussen de Los Angeles Dodgers en de Philadelphia Phillies, de regerend kampioen. Toen ik in 1991 voor het eerst naar Amerika ging (voor het magazine American Sports, de ouderen onder u zullen zich dat blad op groot formaat nog wel herinneren) was de eerste honkbalwedstrijd die ik bezocht er ook een van de Dodgers. Die hebben dus een speciaal plekje in mijn (sport)hart. Vóór de wedstrijd shoppen producer Wendy, analist Cees en ondergetekende zich Dodger Blue in de fanshop. Zo schaf ik mijzelf een t-shirt aan van Andre Ethier, de nummer 16 van de Dodgers, een buitenvelder en een aardige slagman. Dat laatste bewijst hij deze wedstrijd wederom. Net als op vrijdag tegen de Phillies (toen een rbi double, zoals dat zo mooi heet, in de negende inning) beslist Ethier het duel. Dit keer met een solo-homerun in de twaalfde inning bij de stand 2-2 op Phillies werper Chad Durbin. Bye bye!

Na de wedstrijd is er nog alle tijd voor een mooie autorit over Mulholland Drive (bekend van de gelijknamige film van David Lynch) door de heuvels van Hollywood. De moeite waard, al was het maar vanwege het waanzinnige uitzicht over de Stad der Engelen. Via Beverly Hills (leuke huisjes) belanden we op Sunset Boulevard om de dag waardig af te sluiten met een al even waardige maaltijd bij Tony’s on the strip. Nog even terug naar de vrijdag. In Staples Center nemen we met de trainende Lakers – die hebben een hoop lol – op de achtergrond de stand-upper voor wedstrijd twee op. Een ouderwetste one-taker, altijd fijn. Daarna draaien we leuke interviewtjes met Brian Shaw (over het fenomenale spel van Kobe in Game 1), Courtney Lee (over hoe je dolgedraaid kan worden door je tegenstander, ene Kobe Bryant), Marcin Gortat (over hoe het is om de eerste Pool in een NBA Finals te zijn) en ook nog met Anthony Johnson, de back-up pointguard van Orlando die door de terugkeer van Jameer Nelson geen minuut heeft gespeeld. Ik moet zeggen: hij blijft diplomatiek in zijn antwoorden, zelfs als ik hem vraag wat Nelson heeft gedaan in Game 1 wat hij niet had kunnen doen. Die interviewtjes gaan we lekker wegstarten in wedstrijd 2 die vandaag op het programma staat. Morgen vliegen Cees en ik al weer terug, dus is dit ook meteen mijn laatste ‘Finals blog’. Tot whenever…

Bericht van Frank (vanuit Springfield, Virginia)

Rustig aan vandaag. Eerst kennismaken met het dakloze gezin (moeder, dochter en twee zoons) dat tijdelijk in Roger’s huis logeert, naast de twee pleegzonen die hij al permanent onderdak biedt. Als hij over twee jaar met pensioen gaat, wil hij al zijn tijd en energie gaan steken in het vinden van behuizing voor dakloze gezinnen. Op dit moment al is hij bezig te proberen de moeder en haar kinderen onder te brengen in een leegstaand huis bijna recht tegenover het zijne. Toen ik hier vorig jaar juni was, zag ik er nog een “te koop”-bord in de tuin liggen. Inderdaad: liggen. Het vertrouwen dat het huis verkocht zou worden, was toen kennelijk al niet echt groot, maar nu heeft men het bord maar helemaal weggehaald. Economen mogen dan tekenen van herstel zien, dat is in de straten van Amerika zeker niet altijd het geval. Ik vind het even logisch als bewonderenswaardig dat Roger probeert een leegstaand huis bewoond te krijgen, en dat hij dat over een tijdje op veel grotere schaal wil gaan doen. Overigens absoluut niet om er zelf beter van te worden.

Great Falls

 

De regen is na gisteren kennelijk op. Het is prima weer, een graad of 25, en rond het middaguur rijden we naar Roger’s broer David en diens vrouw Anita, die in een andere buitenwijk van Washington wonen. Vorig jaar heb ik het centrum van de stad al uitgebreid gezien en bovendien heb ik hier nu maar één dag, dus we besluiten met Roger’s neefjes Nathan en Chris een wandeling te gaan maken in een natuurpark langs de Potomac-rivier, en de daarin gelegen Great Falls te bewonderen. Chris wordt morgen 14 en is een talentvolle pointguard. De zestienjarige Chris, die mij in één jaar tijd heeft ingehaald en van 1.85 meter naar 1.93 is gegroeid (de teller zal naar verwachting stoppen bij 2.03), is een center/power forward die zijn power (en drive) nog moet vinden. Hij twijfelt of hij wel competitief wil basketballen, maar als hij dat gaat doen, en merkt wat zijn lengte voor hem kan betekenen, zou hij wel eens een heel goeie basketballer kunnen worden.

De Great Falls zijn uitgestrekte watervallen, of eigenlijk is het meer een enorm krachtige stroomversnelling die het water over de rotsen smijt richting Washington DC. Prachtig heuvelachtig bosgebied eromheen, dat een enorme biodiversiteit kent. In de twee uur dat wij er langs paden en rotsen struinen, zien we onder meer slangen, haviken, reigers, aalscholvers, spechten en bontgekleurde vlinders. ’s Avonds nog even met Roger naar trendy Georgetown, waar ook de universiteit ligt die basketballers afleverde als Patrick Ewing Sr. en Patrick Ewing Jr., Allen Iverson, Alonzo Mourning en Dikembe Mutombo. Daarna naar huis en naar bed. Morgen vroeg weer op om het vliegtuig te pakken naar Orlando.

 

ZONDAG 7 JUNI 2009: DE PIJN BIJ COURTNEY LEE

 

Bericht van Frank (vanuit Orlando)

‘s Ochtends met JetBlue van Washington Dulles Airport naar Orlando, Florida. Waar het warm is, zo’n 29 graden, en altijd drukkend. ‘s Ochtends zon, ‘s middags wolken en een fikse donderbui en ‘s avonds weer zon, dat is zo’n beetje de vaste routine. Ton Boot, die samen met mij vanaf wedstrijd drie commentaar zal geven, komt halverwege de middag aan. Halve dag onderweg geweest want vanuit Amsterdam via Detroit naar hier gevlogen. Waar de Sport1-crew in Los Angeles klaarblijkelijk in een heel fijn hotel zit, is het hier Orlando ook niet mis. Helemaal niet zelfs. De NBA heeft ons ondergebracht in het “Orlando World Center Marriott Resort”, een hotel zo groot en luxe dat het nauwelijks nog een hotel te noemen is. Waar hebben we dit aan verdiend? Dat is mijn eerste gedachte als ik binnenloop. Nou ja, lekker ontspannen naar de wedstrijden kunnen toewerken is natuurlijk ook wel fijn. Ik zal maar niet gaan vragen of we overgeplaatst kunnen worden.

Want ja, ze hebben wel het één en ander in deze grootste Marriott-vestiging ter wereld. Golfbaan, zwembaden, wellnessgedoe, fitnesstent, tennisbanen, volley- en basketballvelden, vergaderzalen, conventiecentrum, zes restaurants, sportbar met 24 televisieschermen, Starbucks-filiaal (heel belangrijk!), winkels. En o ja, ook nog hotelkamers. Ruim tweeduizend stuks. Jammer is wel dat je een beetje het gevoel krijgt dat je een week in een winkelcentrum moet gaan doorbrengen in plaats van in een intiem hotel. Maar ach, dat zal ook wel weer wennen. Voorlopig ben ik binnen tien minuten de weg kwijt en kost het me een paar uur om door te krijgen wat waar is en waar wat. En waarom. Koffiedrinken met Ton (dame achter de counter: What’s your name? Ton: “My name is Tony”), uurtje zwemmen, samen dineren in één van de steakhouses hier en dan tegen achten naar die fantastische sportbar om op twaalf van die 24 televisieschermen naar wedstrijd twee van de NBA Finals te kijken.

Helaas blijkt er geen vertoning te zijn van de wedstrijd voor de Magic-fans in de Amway Arena, anders hadden we daar zeker heen gegaan. Maar hier in de sportbar wordt ook hard genoeg geschreeuwd voor de Dwight Howard-boys, zij het zonder resultaat. Mooi eind aan de wedstrijd, dat wel. Hedo Turkoglu die de boel in het vierde kwart overneemt en bij 88-88 – met nog een seconde te gaan – Kobe Bryant volkomen clean en van achteren blockt, Courtney Lee die 0.4 seconde later in mid-air zijn buzzerbeater er nèt niet in ziet gaan, Kobe die in de verlenging de Lakers definitief op voorsprong zet, Rashard Lewis die nog een fabuleuze driepunter binnengooit en de Lakers die de deal sealen vanaf de vrije worplijn. Maar o, wat waren die van de Magic dichtbij een upset deze keer. Maar o, daar koop je natuurlijk niks voor, want de Lakers staan na twee duels in LA “gewoon” op twee tegen nul. Comin’ up: minimaal twee en maximaal drie games in Orlando. Over een eventuele terugkeer naar Los Angeles zullen we het voorlopig nog maar niet hebben.

 

MAANDAG 8 JUNI 2009: “EVEN IF KOBE HAD TO GUARD YAO MING, HE WOULD HAVE TRIED TO DO IT”

 

Bericht van Frank (vanuit Orlando)

Ja, we zijn hier nu wel, maar werken kunnen we nog niet. Het hele circus in Los Angeles stapt nu op het vliegtuig, of hangt al in de lucht onderweg naar Orlando. En dus gaan Ton en ik rustig aan ontbijten, en hou ik me daarna bezig met hardlopen rond een deel van de golfbaan en nog een uurtje plonzen in het zwembad. Beneden in de food court spreekt een vrouwelijke hotelmedewerker me heel aardig aan en vraagt waar ik vandaan kom. “I’m from The Netherlands.” Hmm, weinig sjoege. “They also call it Holland.” Ze schudt zeer weifelend het hoofd. “And I live in Amsterdam. That’s the capital.” De stilte wordt pijnlijk. Ze stapt gauw over op een ander onderwerp. What are you here for? Als ik haar uitleg dat ik commentaar ga geven bij de NBA Finals, tsjirpt ze: Well, I hope your team wins. Ik weet bijna zeker dat deze mevrouw onlangs met haar vent – ik zie een uit de kluiten gewassen Redneck voor me – een hoge notering heeft gehaald op het Wereldkampioenschap Domme Blondjes Werpen. Vergeef me mijn seksisme. “I’m a journalist”, zeg ik. “I’m not with a team.” En dan maakt ze haar slimste opmerking van de hele dag. Well, then I hope the best team wins! En hoewel ze geen idee heeft dat Orlando een basketballploeg heeft die Magic heet en dat daar allemaal hele grote meneren in rondlopen die heel goed een grote oranje bal door een ring met een netje kunnen gooien, kan ik het alleen maar volledig met haar eens zijn. Er staat een nieuwe klant voor haar te wachten en ik ga gauw verder. Ik hoop voor haar dat hij niet uit Berlijn komt.

Ik ben er inmiddels achter dat dit hotelcomplex nog veel groter is dan ik al dacht. Het conventiecentrum alleen al is zo’n beetje de helft van de RAI in Amsterdam en er blijkt ook nog een compleet bungalowpark bij de golfbaan te huizen. Maar ja, alles moet hier nu eenmaal groot, groter en grootst. De plaats Orlando zelf is dat trouwens niet, want in de stad zelf wonen nog geen 200.000 mensen. Maar alles draait om de attracties in dit toeristische gebied ten zuidwesten van de stad, waar je met gemak al je spaargeld zou kunnen dumpen in Disney World, Sea World, Universal Orlando, een hele rits waterparken en alle faciliteiten die men daaromheen heeft gebouwd in deze voormalige swamp. Outlet centers heb je hier natuurlijk ook. Er is er eentje op bijna vijf kilometer en Ton en ik besluiten om daar eens naartoe te gaan lopen. Lekker door de zompig zinderende hitte, maar er moeten nu eenmaal uitdagingen zijn. Als we niet direct een uitgang kunnen vinden om te voet van het complex af te komen en daarom ons licht opsteken bij de chauffeur van één of ander koeriersbusje, begint de man hard te lachen. You want to go on foot to the outlet center? Ik knik bevestigend. “I know. We are crazy.” Tja, wandelen doe je hier alleen van je hotelkamer naar de bar of het zwembad. Voor alles wat verder is, pak je de Heilige Koe.

Onderweg hebben Ton en ik het over de psychologie in de sport. En ondanks de hitte en ondanks het feit dat Ton beleefd mijn aanbod afsloeg om bij een benzinestation wat te drinken voor hem te kopen, lichten zijn ogen op, versnelt hij zijn pas en spreekt hij vol hartstocht over één van zijn favoriete onderwerpen. De voormalig psychologiestudent houdt een fascinerende verhandeling over het gebruik van bijvoorbeeld cognitieve therapie om topsporters anders te leren denken. Zodat ze een intrinsieke motivatie kunnen ontwikkelen (en zo vliegen er nog wel meer termen in het rond), die ze kunnen gebruiken om in hun sport altijd tot het uiterste te gaan. Zonder dat ze dat nog verteld moet worden. Doet me denken aan een artikel vanochtend in de Orlando Sentinel, waarin Dwight Howard grote bewondering uitspreekt voor Kobe Bryant’s niet aflatende inspanningen om altijd en overal de beste te zijn, ongeacht zijn banksaldo. Voor het feit dat de man geen hobby’s heeft naast die ene grote hobby: plezier hebben en presteren op het basketballveld. “Even if he had to guard Yao Ming, he would have tried to do it…. The biggest thing I have learned from watching him is that he doesn’t take any possessions off, specially on the defensive end”, aldus Howard.

Na een paar uurtjes geshopt te hebben pak ik in mijn eentje een taxi terug naar het hotel, want Ton is al eerder afgetaaid. De taxichauffeur is een aardige vent. Hij heet Marc en is niet de eerste en zeker niet de laatste Haïtiaan die ik hier tegenkom. Hij wil van alles weten over Nederland: of wij ook zo’n last hebben van de kredietcrisis bijvoorbeeld, en wat bij ons het minimumloon is. Daar zit hij met zijn omgerekend 791 euro, waarvan nog een aardig deel naar zijn familie op Haïti gaat, een flink stukkie onder. Hij vertelt dat hij voorheen “in de medische wereld” heel wat beter verdiende, en dat hij overweegt om daarin terug te keren. En basketball, dat vindt hij een prachtige sport. Hij hoopt dat Orlando op zijn minst twee van de komende drie duels gaat winnen. Voor de spanning in de serie hoop ik hard met hem mee. ’s Avonds gaan we met onze, inmiddels vanuit Los Angeles gearriveerde producer annex cameravrouw Wendy een Build Your Own Burger eten in de sportbar van ons hotel. En bespreken we de gang van zaken voor de komende wedstrijddag. Daarna bekijken we nog wat filmpjes die Wendy samen met Ronald van Dam en Cees van Rootselaar heeft gemaakt in Los Angeles. Vervolgens op tijd naar bed, want ik wil morgen uitgerust zijn.

 

DINSDAG 9 JUNI 2009: A CLASSIC IN CRAMPED AMWAY

 

Bericht van Frank (vanuit Orlando)

Game day. Vroeg op, want we kunnen vanaf negen uur bij de Amway Arena onze credentials (perskaarten) ophalen en Ton houdt ervan om overal op tijd bij te zijn. Zekerheid voorop bij deze topcoach en inmiddels sabbatical-specialist. Prima eigenschap natuurlijk. We gaan met de taxi naar de arena, die tegen het centrum van Orlando aan ligt op zo’n 20, 25 minuten rijden van ons hotel. Een andere optie dan de cab is er hier in feite niet. Het ritje kost 44 dollar (29 euro). Producer Wendy geeft 100 dollar en vraagt 50 dollar terug, maar onze chauffeur Anthony (ook al uit Haïti) geeft doodleuk 60 dollar terug en zegt dat het zo goed is. “I know you are gonna call me.” Kijk, dat is zakelijk denken. Als we de perskaarten om onze nek hebben hangen (en daar moet-ie ook continu blijven hangen, anders kom je nooit en te nimmer langs de honderden controleambtenaren en veiligheidsmensen), gaan we onze standupper maken voor de wedstrijd van vanavond. Met de Amway Arena op de achtergrond neemt Wendy – die dubbelt als cameravrouw en in feite zelfs triplet (trippelt?) als editor, zeg maar “monteur” van de beelden – de presentatie op die Ton en ik doen ter introductie van de wedstrijd van vanavond. We hebben het over DE gemiste layup van Courtney Lee in wedstrijd 2 en de daarmee samenhangende goaltending van Pau Gasol, en ook over het zeer tegenvallende spel van Dwight Howard en de pointguards van Orlando. De conclusie is simpel: zíj zijn het vooral die zich eindelijk eens moeten laten zien.

Als we klaar zijn met de standupper bellen we inderdaad de man die wìst dat we hem weer zouden bellen: taxichauffeur Anthony. En deze keer tippen we hem dubbel voor zijn uitstekende service. Zo werkt dat dus. Terug in het hotel gaat Wendy op haar laptop de standupper monteren en larderen met relevante beelden uit de eerste twee duels. Ton, die alle voorbereiding al in zijn hoofd heeft zitten, houdt het op lekker rondspartelen in de tropical pool. (“Zeg, je kunt hier niet eens baantjes zwemmen…”) Ikzelf ga op mijn eigen laptop, in de beschutting van mijn rustige en koele kamer, mijn eigen voorbereiding doen op de wedstrijd. Die bestaat vooral uit het opsnorren van het laatste nieuws op internet, want de spelersgegevens zitten na al die wedstrijden in het reguliere seizoen en in de playoffs wel in mijn hoofd geramd. Om half vijf, viereneenhalf uur voor de tip-off, nemen we naar goede Ton Boot-traditie de eerste media shuttle naar de Amway Arena. We passeren daarbij het skelet van de nieuwe hal die de Magic in het najaar van 2010 in gebruik zullen nemen, op nog geen kilometer afstand van de huidige thuishaven. Daar zullen 18.500 mensen in passen, slechts 1100 meer dan in Amway, maar de zogeheten secundaire faciliteiten zullen er een stuk beter zijn. Er zullen meer skyboxen zijn en dus meer inkomsten. Er zal meer ruimte zijn op de omlopen, waaroverheen de toeschouwers naar de tribunevakken gaan. Er zal meer ruimte zijn voor alles en iedereen. En dat is nodig ook, want tijdens de wedstrijd zal blijken dat de hele hal afgeladen vol is. Waar je ook komt moet je je door de mensen heen worstelen. Cramped Amway Arena, lees ik later in het verslag van ESPN. En wat wil je ook, nu de NBA Finals na veertien jaar eindelijk weer terug zijn in Orlando. Iedereen hier in Centraal-Florida wil erbij zijn.

Van buiten mag Amway er ruim uitzien, van binnen valt dat toch wat tegen. Daar ademt het meer de sfeer van een intieme college arena. Toch jammer dat dit gebouw straks waarschijnlijk tegen de vlakte gaat. Ook beneden in de catacomben, waar alle mediafaciliteiten en kleedkamers huizen, is het een gekrioel en gemanoeuvreer van mensen. Er zijn weer meer dan 1.800 persvertegenwoordigers geaccrediteerd, hoewel die hier niet allemaal tegelijk in Orlando aanwezig zijn. Met de enige lift die beschikbaar lijkt te zijn en die telkens lang op zich laat wachten, gaan we eerst naar boven om onze commentaarpositie te bekijken. Geen eigen skybox zoals vorig jaar in Boston, maar gewoon een met monitoren en kabels volgeplempte tribuneplek. Gezellig met alle internationale radio- en televisiecommentatoren bij elkaar. Omdat de monitoren ook nog eens op tafels moeten staan, blijft er maar heel weinig ruimte over voor onze benen. De meeste commentatoren zitten òf bovenop de omhooggeklapte zitting van hun stoel, òf nog hoger – op de betonnen ondergrond van de bovenliggende Het is behelpen, maar het voordeel is dat we een stuk dichterbij het veld zitten dan in Boston en alles dus beter kunnen zien. En wat we niet kunnen zien, zal ongetwijfeld in beeld worden gebracht door één van de 32 camera’s die ook dit jaar weer in en rond de hal aanwezig zijn.

Na onze inspectie van de commentaarpositie gaat Wendy weer verder met het regelen van een ongelooflijke hoop technische zaken, en gaan Ton en ik terug naar beneden om een bezoek te brengen aan de kleedkamers van de teams. Want op duidelijk voorgeschreven tijden mag dat gewoon in de NBA. Niet in de rust helaas. Maar ook na de wedstrijd zwaaien de deuren naar deze heiligste der heilige ruimten weer open. En zo’n unieke kans willen we natuurlijk niet voorbij laten gaan. Eerst lopen we de kleedkamer van de Lakers binnen. Daar heerst een serene rust. In de massageruimte, die trouwens al snel middels een kamerscherm aan het zicht wordt onttrokken, liggen onder andere Pau Gasol en Kobe Bryant. Bryant ligt onbeweeglijk en met zijn ogen dicht. Het lijkt alsof hij slaapt, maar de koptelefoon op zijn hoofd verraadt anders. Hoe dan ook is hij volledig in een andere wereld. De andere Lakers zijn elk op hun eigen manier bezig met de wedstrijdvoorbereiding. Trevor Ariza zit nog wat te bellen in een zijkamertje, Lamar Odom staat zowat op fluistertoon een aantal persmuskieten te woord, Andrew Bynum toont bij het verwisselen van een shirt en passant zijn enorme bovenlichaam, DJ Mbenga staat grappen te maken met commentatoren van de Franstalige Belg en Sasha Vujacic loopt overal doorheen met een brede grijns op zijn gezicht en heel veel aandacht voor loslopend vrouwvolk. En daartussendoor schuift dan weer NBA-legende Kareem-Abdul Jabbar. Ik voel me als een kind in een fantastisch gesorteerde snoepwinkel, en ik merk aan Ton dat hij net zo’n gevoel moet hebben.

In de kleedkamer van de Orlando Magic is de stemming heel anders. Veel uitgelatener. De helft van de spelers is nog niet eens omgekleed, zo een uur en een kwartier voor aanvang van de wedstrijd. De grappen vliegen door deze locker room en er wordt volop gelachen. Stralend en constant middelpunt is Superman Dwight Howard, die met zijn bekende brede grijns en twinkelende ogen loopt rond te paraderen. En niet te beroerd is iedereen van dichtbij een blik te gunnen op zijn onwaarschijnlijk gebeeldhouwde lijf, waarin kracht en atletisch vermogen op sublieme wijze zijn verenigd. Courtney Lee, de man van de jammerlijk gemiste layup aan het eind van regulation time in wedstrijd 2, krijgt ondertussen een stoomcursus Japans van een drietal mediamensen uit het land van de Rijzende Zon. Ook daar bemoeit Howard zich weer mee. De wedstrijd zelf is natuurlijk fantastisch. Kobe Bryant die bijna zonder te missen 17 punten binnengooit in het eerste kwart maar daarna niet meer kan domineren, Rafer Alston die eindelijk de show runt vanaf de spelverdelerspositie en spatzuivere schoten afwisselt met een paar originele en effectieve Rucker Park Playground Moves, Dwight Howard die zijn bijnaam Superman eindelijk eer aandoet, Orlando dat als ploeg een in de Finals nog nooit vertoonde 75 procent schiet in de eerste helft (op enig moment zelfs bijna 80) en uiteindelijk een Finals-record van 62,5 procent vestigt – en dat na de 29 procent van wedstrijd 1. En toch is het verschil na een razend spannende wedstrijd maar 4 punten. Het is genoeg voor Orlando, dat in de zevende poging de eerste Finals-overwinning ooit boekt en weer een klein beetje hoop mag koesteren.

Na afloop nemen we plaats in de persconferentiezaal, waar we nog net de laatste woorden van spraakwaterval Stan Van Gundy meekrijgen. Waar we Phil Jackson op de van hem bekende waardige doch kort en bondige wijze de wedstrijd horen analyseren, en een verklaring horen geven voor het feit dat Kobe Bryant zo veel vrije worpen miste: “well, he won’t admit it, but he was tired.” Waar Kobe zelf op open en sympathieke wijze spreekt en inderdaad niet wil toegeven dat hij moe was, hoewel het “really, I was fine” er niet erg overtuigend uit komt. En waar Rafer Alston met een paar grappen en grollen en al even openhartig commentaar als Bryant de verzamelde pers om zijn vingers windt. Ook Dwight Howard zal nog aan het woord komen, maar wij houden het voor gezien. Wij hebben immers geen deadline zoals de krantenjongens die hebben. Wij hebben ons werk al gedaan. En als we willen weten wat Howard heeft gezegd, dan hoeven we morgen alleen maar een kopietje op te pikken van het transcript dat door een paar zeer hard typende medewerkers zó snel wordt geproduceerd, dat het binnen tien minuten na de laatste woorden van elke spreker beschikbaar is.

We stappen in de mediabus, die even moet wachten met vertrekken tot de teambus van de Lakers door een batterij politiewagens en motoragenten met gillende sirenes naar rustiger oorden is geëscorteerd. Het is al één uur ’s nachts, en als we een half uur later aankomen in ons hotel, hebben we alweer zo’n honger dat we ondanks onze vermoeidheid toch nog even een half uurtje doorbrengen in de zaal waar de NBA voor de gebruikelijk media hospitality heeft gezorgd. De drankjes en luxe liflafjes vinden zonder problemen hun weg naar onze dorstige kelen en knorrende maagjes. En ik wil niet klikken, maar Ton heeft zo veel energie in deze avond gestoken, dat hij tot vier keer toe – of was het vijf keer? – opschept. En geen kleine bordjes ook. Het zij hem gegund. We hebben er even op moeten wachten, maar we hebben onze eerste wedstrijd erop zitten. And what a game it was.

 

WOENSDAG 10 JUNI 2009: WAT LIGT DIE DRIEPUNTLIJN VER!

 

Door Frank (vanuit Orlando)

Om zeven uur ‘s ochtends maakt de wekker een eind aan een zeer korte nacht. Die had niet zo kort hoeven zijn, ware het niet dat ik de kans heb gegrepen om mee te doen aan een pickup game voor de mediavertegenwoordigers. Om half tien in Amway Arena, op hetzelfde veld waar gisteren de Magic en de Lakers hun heroïsche daden tentoonspreidden. Weer zo’n kans die ik niet voorbij wil laten gaan. Nadat Wendy en ik als twee zombies aan de ontbijttafel hebben gezeten, gaan we er samen naartoe. Zij speelt niet zelf mee, maar wel graag getuige wil zijn. Ton pakt ondertussen nog een paar uurtjes welverdiende rust. Hij komt later naar de hal voor de media availability van beide ploegen. Op de parketvloer van Amway zijn we met 14 man. Veel Spanjaarden en Japanners, een Pool geloof ik, een Kroaat die voor de Spaanse televisie werkt, en ik. En Eddy George. Wat een heerlijke mafketel is deze bijna 53-jarige commentator van Canal+ Frankrijk toch. De Franse Amerikaan speelt zijn potjes hier alsof zijn leven ervan afhangt en strooit met complimenten en scheldkanonnades waar van toepassing. Kent u die? Die winnaarstypes, die nog geen potje Mens-Erger-Je-Niet willen verliezen? Hij is er één van. Speelt redelijk egoïstisch, maar knalt nog steeds heel veel schotjes erin. Ik heb een goede feel met hem, vooral zolang ik hem maar genoeg ballen blijf aangeven. We spelen in anderhalf uur tijd een stuk of vijf potjes tot de 21 en het bevalt me uitstekend. Heb een tijdje niet gebald, maar zit er meteen weer lekker in. Maar jongens, wat ligt die driepuntlijn hier een eind van de basket af! Je realiseert je pas hoe ver als je echt op zo’n veld staat. Tussen de potjes door sta ik een poosje bommen af te vuren en na verloop van tijd willen ze wel vallen, maar even uit de losse pols een driepunter schieten zoals in Europa is er hier niet bij. Het is een kwestie van de juiste combinatie vinden van precisie en kracht.

Mijn collega-ballers gaan na afloop weer terug naar het hotel, maar Wendy en ik blijven in de hal. Ik had gehoopt hier te kunnen douchen – in de kleedkamer van de Magic of die van de Lakers, dat had me echt niet uitgemaakt – maar dat blijkt er helaas niet in te zitten. Noch in de kleedkamers van de ploegen, noch in enige andere kleedkamer. Och, dan maar even opfrissen op het herentoilet. Ik heb Ton en Wendy naderhand niet horen klagen over zweetluchtjes, dus het zal allemaal wel meegevallen zijn. Of ze waren gewoon te beleefd om er melding van te maken. De Lakers trainen van twaalf tot twee, en de mediamensen mogen het laatste half uur bijwonen. Er wordt wat vijf tegen vijf gespeeld, waarbij Phil Jackson, dan wel één van zijn assistent-coaches, af en toe het spel stil legt om aanwijzingen te geven. Jackson – in zijn dagen een houterige maar keihard werkende power forward – is bij deze gelegenheid gekleed in een vale spijkerbroek en een enorme slobberpolo, en het valt ons direct op hoe moeilijk hij loopt met zijn twee kunstheupen en wat een enorme O-benen hij heeft. “Het lijkt wel een aapmens”, zegt Ton, refererend aan Jackson’s manier van voortbewegen, en dat is echt totaal niet overdreven. Het is me tijdens de uitzendingen, als Jackson over het algemeen ruim vallende pakken draagt en zijn wandelingetjes doseert, nooit echt opgevallen, maar nu is er geen ontkomen meer aan. Het schijnt dat er in het Staples Center in LA altijd een golfkarretje voor de Lakers-coach klaar staat, en ik kan me er alles bij voorstellen.

Na afloop van de training mogen we op het veld vragen stellen aan de spelers. Niet aan Bryant en Gasol, die in de persconferentieruimte vragen zullen beantwoorden, maar wel aan de anderen. We nemen interviewtjes op met Trevor Ariza, Luke Walton en DJ Mbenga, en luisteren nog even mee met alle wijze en verstandige woorden die Derek Fisher spreekt. Wat een schitterende kerel is dat. Het zou me niet verbazen als hij na zijn carrière gaat coachen. Ondertussen staat glamourboy Sasha Vujacic eindeloos vrije worpen te nemen. Maar: met zijn ogen dicht. Ik hou de tel niet bij, maar ik schat dat hij zo’n driekwart raak schiet. Na een half uurtje verdwijnen de Lakers van het veld en verschijnen één voor één de spelers van de Magic. Met uitzondering van Rafer Alston en Dwight Howard. We ondervragen Jameer Nelson, die lekker ontspannen en onderuitgezakt in een stoeltje op de eerste rij onze vragen breed lachend beantwoordt, en we slagen er ook in door te dringen tot de uiteraard zeer in trek zijnde Hedo Turkoglu. De man met de ondeugende lodderogen reageert op sympathieke en gedetailleerde wijze op alle vragen die door ons en de andere persmensen op hem worden afgevuurd. Geen antwoorden van tien seconden, maar rustig elke keer van een minuut. En niet alleen vandaag, maar dag in, dag uit. Wat een klasbak.

Tegen het eind van de sessie verschijnt toch Dwight Howard langs het veld en wordt direct belegerd door alles en iedereen dat hier met camera’s, voice recorders of blocknotes rondloopt. Maar na een minuut wordt de spontane vergadering alweer afgebroken door een Magic-official. Het half uurtje training van de Magic dat we aansluitend mogen bijwonen, verdient die naam niet eens. Dwight Howard staat met assistent-coach Patrick Ewing op zijn vrije worpen te oefenen en Rafer Alston, met hulp van twee leden uit de begeleidingsploeg, op zijn spin dribbles en teardrops. De rest van de spelers is dan al niet meer te bekennen. Misschien dat ze na het vertrek van de journalisten nog terugkeren, maar ik vermoed van niet.

Om een uur of half vier stappen we weer in de mediabus die ons naar het hotel brengt. Mooie gelegenheid voor Ton en onze Vlaamse collega Tony van den Bosch om weer eens uitgebreid herinneringen op te halen aan vroeger. Door de NBA zijn alle persmensen uitgenodigd om de avond door te brengen in de Disney-MGM Studios, alwaar we op het podium van de The Indiana Jones Epic Stunt Spectacular een diner krijgen aangeboden. Zo’n vijfhonderd man maken van die gelegenheid gebruik, nadat we eerst met de bus een behoorlijk stuk door Walt Disney World zijn gereden. Dat omvat vier themaparken, twee waterparken, een sportcomplex en een uitgaansgebied en is ongelooflijk groot en uitgestrekt. We hebben ook nog een kaartje gekregen om na het eten het park van de MGM Studios in te gaan, maar Ton en ik zien daar van af. Ik ben zó moe na mijn korte nacht en drukke dag, dat ik ter plekke op de grond in slaap zou kunnen vallen.

Dat weerhoudt me er niet van om met Ton in de bus weer zo’n prachtige dialoog te hebben, waarin deze keer het thema ‘vertrouwen’ centraal staat. Ik had hem natuurlijk al wat beter leren kennen door alle NBA- en FEB-commentaarsessies die ik met hem heb gedaan (die laatste in de nog niet zo heel lang vervlogen tijd dat het Nederlands basketball nog aardig wat airtime had op de vaderlandse televisie), maar hier in Amerika is onze samenwerking zó intensief dat ik één ding nu honderd procent zeker weet, voor zover dat nog niet het geval was. Ton Boot is niet de gesloten, stugge, botte, ja zelfs autistische persoon die menigeen in hem ziet. Het beeld dat hij bezeten en gepassioneerd is, klopt wel. Maar hij is ook geïnteresseerd, betrokken, humoristisch en zéér collegiaal. En doet alles met ons samen dat zich leent om samen te doen. Als hij me vraagt of we morgen weer met zijn drieën zullen gaan ontbijten en ik een beetje weifel, maakt hij duidelijk dat hij het toch wel heel belangrijk vind dat we de dag samen beginnen en ons richten op de dingen die komen gaan. Absolute klasse.

 

DONDERDAG 11 JUNI 2009: THUMBS DOWN FOR STAN THE MAN

 

Bericht van Frank (vanuit Orlando)

Ik ben kwaad. Op de heren scheidsrechters Scott Foster, Mike Callahan en Bennett Salvatore bijvoorbeeld, die fluiten alsof het hier een wedstrijd betreft tussen de junior varsity teams van Okeechobee en Los Gatos High. Want als je een uiteraard vergeefse poging van Kobe Bryant om het hoofd van Dwight Howard eraf te trekken niet beloont met een onsportieve fout en daarna eigenlijk niets meer durft te fluiten – een duidelijke fout op een driepuntspoging van diezelfde Kobe Bryant bijvoorbeeld – dan maak je jezelf volkomen ongeloofwaardig. Maar het meest kwaad ben ik op die opgepompte en losgeslagen tuinkabouter Stan Van Gundy. Hij heeft dit seizoen tot aan de Finals aardig wat bereikt met de Magic. Of moet je misschien zeggen dat de Magic aardig wat bereikt heeft met Van Gundy? Maar nu hij eenmaal in de Finals staat, doet hij net alsof de Amway Arena onderdeel uitmaakt van de Disney-MGM Studios waar we gisteren dat persdiner hadden. Hij rent en vliegt heen en weer als ware hij the next Indiana Jones en bestookt zijn ploeg met one-liners die verdacht veel lijken op die van Gene Hackman in de film Hoosiers. En waarom, lieve Stan, laat jij een spelverdeler die vier maanden lang niet op het hoogste niveau heeft geacteerd wéér zo lang spelen, en zeg je achteraf dat hij het weliswaar niet zo goed deed maar dat je Rafer Alston na 12 minuten bankzitten niet meer durfde terug te brengen? Was je bang dat Skip ineens van hout was of zo? En, veel belangrijker nog, waarom laat jij je ploeg in de laatste tien seconden van de reguliere speeltijd geen fout maken op een meneer met een paars tenuutje aan – Derek Fisher vóór de driepunter bijvoorbeeld – als je na twee gemiste vrije worpen van Dwight Howard nog altijd drie punten vóór staat en het heft in eigen handen kunt nemen door de tegenstander naar de vrije-worplijn te sturen? En waarom zagen we je dan na de wedstrijd journalisten afzeiken tijdens de persconferentie, alsof zij verantwoordelijk zijn voor dit debacle?

En waarom zeg je dat je achteraf gezien misschien wel spijt van hebt van je beslissing om geen persoonlijke fout te laten maken, maar dat je het wellicht de volgende keer op precies dezelfde manier zou doen? Toegegeven, het konijn dat je uit de hoge hoed toverde met nog 0.6 seconde te gaan in wedstrijd 2 en dat jouw ploeg bijna naar een 1-1 stand in de serie alley-oopte, had een prominent onderdeel kunnen worden in de film die straks ongetwijfeld over jouw leven wordt gemaakt en die de niets aan de verbeelding overlatende titel Stan The Man zal dragen. Maar 1-1 gelijk kwam je niet, je kwam 2-0 achter, en na vandaag had je gewoon op 2-2 moeten staan. Maar potverdikkie Stan, nu sta je toch echt 3-1 achter! Waarom heb je de Lakers wéér laten ontsnappen? Waarom heb jij vandaag als Finals-debutant de legenden van zesvoudig finalist Kobe Bryant en twaalfvoudig finalist Phil Jackson helpen uitbouwen waar die na 47 minuten en 49 seconden spelen even on hold stonden? Waarom geef jij cadeautjes als iemand niet eens jarig is? Waarom zorg jij na een fantastische en krankzinnige wedstrijd 4 voor zo’n verschrikkelijke anticlimax? Waarom heb jij de spanning uit de serie gehaald? Waarom, waarom, waarom?

U merkt het, vandaag geen ooggetuigenverslagen vanuit de kleedkamers (waar ook weinig gebeurde deze keer) of de gangen daar naartoe, waar Mickael Pietrus al gillend en springend Ton en mij vlak voor de wedstrijd bijna van de sokken loopt. Tsjonge, wat was jij gefrustreerd, Mickael, toen je aan het eind van de verlenging twee vuisten vol in de rug van Pau Gasol ramde. Wie het erwtje toen door zijn fluitje liet rollen weet ik even niet meer, maar tóen durfden Scott, Mike en Bennett wel. Flagrant foul type 1. Goed gedaan, jongens!

 

VRIJDAG 12 JUNI 2009: ANGRY BLOGGER ON COCOA BEACH

 

Door Frank (vanuit Orlando)

Als ik ’s ochtend wakker word, ben ik niet meer kwaad. Nog wel boos. Dat is niet zo erg als kwaad. Maar het ìs helemaal niet mijn taak om kwaad of boos te zijn. Ik ben immers journalist, en ik dien op onpartijdige wijze te registreren en te informeren. Nou, onpartijdig ben ik so wie so. Ik heb al eerder gezegd: ik ben vóór het basketball. May the best team win. En verder: een journalist is ook maar een mens. En een blogger al helemaal. Dat is wat ik ben: een boze blogger. Ton is in de verste verte geen blogger, en boos is hij ook niet. Wel heeft hij het over een “enorme anti-climax” en zegt hij dat hij een kater heeft. En drinken doet hij ook al niet. Er is dus wel wat gebeurd gisteren in wedstrijd 4. Maar dat is het understatement der understatements. Door mijn boosheid en teleurstelling ben ik helemaal vergeten ter schrijven over die geweldige groep omaatjes die op het veld een dansshow mocht weggeven tijdens de eerste time-out. De Magic Silver Stars. Ton en ik kwamen er vóór de wedstrijd twee tegen bij de lift. Ik dacht dat ìk af en toe melig kon zijn, maar mijn zeer gerespecteerde collega moest zijn uiterste best doen om de rest van zijn proestbui in te slikken en de dames niet voor het hoofd te stoten. Wat stonden ze er daar schattig bij met hun stevig vastgezette glimlachjes en hun in glimmende, vleeskleurige maillots gehulde X-beentjes! (Ze zouden een mooie combi hebben gevormd met Phil Jackson: The O’s And The X-es…) En wat waren ze zenuwachtig en opgewonden! Uw Sport1-commentatoren konden simpelweg niet anders dan verschrikkelijk hard met ze mee glimlachen en ze vertellen dat we ervan overtuigd waren dat ze het fantastisch gingen doen. And boy, did they do just that.

Gina Marie Incandela deed het trouwens ook weer fantastisch, dat zevenjarig meisje dat behept is met een vorm van autisme, op haar derde pas kon spreken en nu voor de achtste keer op aangrijpende wijze het Amerikaanse volkslied zong voorafgaand aan een thuiswedstrijd van de Magic. Helaas zijn de Orlando-boys nu 7-1 ‘onder’ Incandela, maar bijna had ze het toch maar weer geflikt. Ik heb inmiddels begrepen dat ze ook weer mag aftrappen voor Game 5 en dat is wat mij betreft volkomen terecht. Er gebeurde donderdag nog wel meer in Amway. Zo hebben de fans op één avond 382.430 dollar uitgegeven aan eten en drinken, een nieuw stadionrecord. Probeer je eens te beseffen dat de Magic in deze serie van drie thuiswedstrijden alleen al een bedrag in de richting van één miljoen dollar ophalen aan ‘kantine-inkomsten’. Juist ja: slik. En hap niet te vergeten.

Een bij de ‘redactie’ bekende en gerespecteerde blog commenter (de commentator van de commentator zeg maar) gaf me na mijn tirade tegen Stan The Man de volgende feedback: “Hoi Frank, heel leuk die stukjes van je. Alleen vraag ik je om compassie voor de acteurs in dit geweldige spektakel. Spelers, coaches en scheidsrechter moeten beslissingen nemen in een fractie van een seconde in een armageddon van geluid terwijl de hele wereld toekijkt. Als dat geen druk geeft…. De beste mensen kunnen dan fouten maken. Zoals een commentator die het einde van een kwart mist en denkt dat er een persoonlijke fout gemaakt is als het spel stil komt te liggen. Zong de Human League niet “only human, born to make mistakes?” Ga vooral door met schrijven, Frank. Het maakt mijn beleving vanuit Nederland van de Finals nog groter.” Dank voor je reactie, Martin! En je hebt volkomen gelijk. Iedereen kan (en màg) fouten maken. Fouten maken is de enige manier om iets te leren. Zonder fouten zou het leven saai zijn. Zonder fouten zouden de NBA Finals nooit een winnaar kennen. (Of is dat onzin en wint dan uiteindelijk de ploeg die één keer meer balbezit heeft met twee of drie punten verschil?) Inderdaad, ook een commentator maakt fouten. En soms zijn die fouten van een zodanige orde dat een commentator heel kwaad wordt op zichzelf. Daarna boos. En dan gaat-ie weer verder. Móet-ie weer verder.

Het eind van een kwart aanzien voor een persoonlijke fout, ach, daar was ik al snel overheen. Daar was ik niet kwaad of boos, maar hooguit teleurgesteld. Daar vond ik mezelf wel wat weg hebben van Willem-Alexander – hoewel zeker niet qua uiterlijk: “Een beetje dom.” (Het Argentijnse accent mag u er zelf bij bedenken.) Ik heb eigenlijk altijd compassie voor coaches en scheidsrechters. Maar ik had zo langzamerhand echt mijn buik vol van de refs die weliswaar in een fractie van een seconde beslissingen moeten nemen, maar er toch maar weer in slaagden om vele over- en overduidelijke calls niet te maken. Of over te laten aan een collega die er in tegenstelling tot zijzelf niet met zijn neus bovenop stond, maar een verrekijker of een röntgencamera nodig had om vast te kunnen stellen wat er was gebeurd. Phil Jackson was ook niet echt blij met wat hij noemde de bogus calls die zijn grote mannen in het eerste kwart al direct in foutenlast brachten. Ja, natuurlijk wist Phil dat de hele wereld meeluisterde en ja, natuurlijk trekt hij wel even die 25.000 dollar uit zijn zak om de boetepot van de NBA te vullen. Maar goed, Phil is partij en ik ben dat niet. Alhoewel ook ik vond dat er zeker bogus calls tussen zaten.

Wie ook geen partij is – althans, dat is de bedoeling – is Mike Bianchi, basketballjournalist bij de Orlando Sentinel, dè krant hier die het hebben en houwen van de Magic blootlegt. Hij en zijn koppenmakers pakten zaterdag even uit: STAN VAN GOOFY? Pontificaal bovenaan de openingspagina van het sportkatern. Gelukkig stond het vraagteken er nog bij. Bianchi heeft ook gezien dat de scheidsrechters geen beste beurt maken, maar weet ook dat de invloed die Stan Van Gundy heeft gehad op de nederlaag in wedstrijd vier, middels een beslissing die hij zeker niet in een split second hoefde te nemen, nog veel belangrijker is. Bianchi fileert Van Gundy werkelijk. Heeft het over the coach’s latest inexplicable and baffling decisions. Stelt dat hij weliswaar de beste leidsman is in de nu 20-jarige geschiedenis van de Magic, maar: he remains a walking, talking contradiction. En dat gevoel had ik nou ook.

Maar ik had Van Gundy nooit een losgeslagen, opgeblazen tuinkabouter mogen noemen. Als ik hem tegenkom, zal ik hem zeggen dat ik gewoon een beetje boos en een beetje dom was. Dat hij ècht geen freaked out, puffy gnome is. (Als u me straks met een blauw oog ziet zitten, weet u waar het van komt.) Dat ik respect heb voor wat hij met de Magic heeft bereikt. (Dat hèb ik ook, al merk ik dat de invloed die Phil Jackson op zijn spelers heeft, veel groter en diepgewortelder is. Jackson laat zijn spelers vooral zèlf nadenken.) En laten we wel wezen, als Derek Fisher na vijf gemiste driepuntspogingen zijn zesde bom vlak voor het eind van de reguliere speeltijd had gemist, dan was het allemaal anders geweest. Dan hadden we hooguit kunnen zeggen dat Orlando met vuur had gespeeld en nu wel weer een Magic Escape uit diezelfde vlammen had gesleept. Tot zover Stan The Man. Ik zal proberen niet meer boos te worden. En ga vanaf nu vooral maar weer schrijven over al die fantastische dingen die we in de Amway Arena en ook daarbuiten mogen meemaken, want daar draait het in deze blog natuurlijk om.

Nou ja, me samen met Wendy nog eens een ongeluk shoppen in weer zo’n mooi outletcentrum is niet zo heel bijzonder. Wèl bijzonder is de trip die we op de avond van deze vrije dag maken naar het strand van Cocoa Beach, op zo’n 80 kilometer ten oosten van Orlando, vlak onder Cape Canaveral. We weten op dat moment nog niet dat de lancering van ruimteveer Endeavour, gepland voor de volgende ochtend, moet worden uitgesteld wegens een gaslek. Ik zal de NASA een brief schrijven dat het echt Ton’s bedoeling niet was. Maar ja, die burgers daar op de pier van Cocoa Beach zijn ook zó lekker! En anders de Gator Bites of de hele 10 dollar lobster wel, waar Wendy en ik voor gaan. (Jazeker: gepaneerde brokjes alligator als voorgerecht. Als kip, maar dan iets steviger, en zéér smakelijk.) Die pier is trouwens een prachtig houten geval, volgestouwd met kleurrijke bars en restaurants en dito surfer kids. En op live countrymuziek dansende oudere dames, die de tijd van hun leven hebben. Hebben wij ook in dit volkomen relaxte hippieoord, waar de zwoele Atlantische wind om onze hoofden waait, zwarte pelikanen laagvliegend rondspeuren naar al te argeloos zeevolk en de NBA Finals niet langer van deze planeet lijken te zijn. Morgen begint het echte leven weer: onze voorbereiding op Game 5, waarin de Lakers de eerste kans krijgen de titel binnen te slepen.

ZATERDAG 13 JUNI 2009: GELOVEN IN EEN WONDER

 

Bericht van Frank (vanuit Orlando)

De dag vóór wedstrijd 5, en dus is het weer tijd voor media availability en ‘trainingen’. Om kwart voor één zal de persbus van het hotel naar de arena rijden. We gebruiken de ochtend om ons, ieder op zijn eigen manier, voor te bereiden. Ik pen wat ideetjes neer voor de standupper die Ton en ik weer gaan opnemen (correctie: die Wendy weer van ons gaat opnemen) en ga op zoek naar leuke weetjes en feitjes over de spelers buiten de Finals om, waar we misschien met ze over kunnen praten. Rond een uur of elf gaat de telefoon op mijn kamer. Wendy. Het schema blijkt veranderd te zijn. De bus is allang weg en de training van de Magic is al bezig. Dank u wel, mensen van de NBA, dat u ons nog even heeft helpen herinneren. Nou ja, we zijn journalisten, dus we moeten zelf ook goed opletten. Wat in dit geval een geluk bij een ongeluk is, is dat we gisteren die auto hebben gehuurd. Als de gesmeerde bliksem gooien we onze spullen erin en zetten koers richting hal. Duke Tshomba, co-commentator van de Franstalige Belgische televisie en al net zo verrast als wij door de schemawijziging, kruipt achterin naast Ton. Aardige goser. Begonnen in de jeugd van Charleroi, daarna in de States voor Santa Monica Junior College en Wichita State gespeeld, teruggegaan naar de Belgische eredivisie (Brussel onder andere), in Zweden en Griekenland gespeeld en nu, op 31-jarige leeftijd, beland in de Duitse tweede divisie.

Hoewel ik beloofd had het niet meer over Stan Van Gundy te zullen hebben, wil ik toch nog even gewag maken van de treffende vergelijking die Tshomba trekt: die van een vader die constant schreeuwt tegen zijn kinderen, waardoor de kids niet altijd de neiging zullen hebben om nog te luisteren. “Mijn vader was altijd heel rustig tegen ons”, zegt Duke, die uit een groot en zeer basketballminded gezin komt. “Maar die zeldzame keren dat hij zijn stem verhief, luisterden we vol ontzag naar hem.” Zo gaat het ook in de time-outs: aan de ene kant Van Gundy die de volle lengte van de onderbreking benut om zijn spelers met steeds weerbarstiger stem instructies te geven en aan te vuren, en aan de andere kant Jackson die eerst een minuut op het veld met zijn assistenten staat te analyseren en te overleggen alvorens richting zijn spelers te stappen, die zich ogenblikkelijk om hem heen verzamelen en zeer geconcentreerd luisteren. Natuurlijk, elke coach heeft een andere werkwijze, maar het contrast is opvallend.

Van de training van Orlando krijgen we niets meer mee, maar naar alle waarschijnlijkheid zal daar ook nu weer weinig noemenswaardigs gebeurd zijn. We vallen middenin de eindfase van de ‘praatsessie’ van de Magic-mannen met de persmensen op het veld. Omdat we weinig tijd hebben, snellen we met de camera en de microfoon in de aanslag direct op spelers af die snel beschikbaar lijken te zijn. Hup, daar is Pietrus: meteen maar even gevraagd of hij nog in een wonder gelooft. (Natuurlijk doet hij dat.) En hé, daar staat Gortat: denkt hij er hetzelfde over als de Fransman? (Jazeker, maar hij wil er nog wel aan toevoegen dat Orlando het nu wedstrijd voor wedstrijd moet bekijken en de gedachte moet loslaten dat de enige kans om nu nog kampioen te worden, het winnen van drie wedstrijden op rij is.) Pang, Pietrus en Gortat straks aan elkaar knippen en het eerste interview staat. Als de thuisploeg het plankier heeft verlaten en vanaf de andere kant de Lakers binnendruppelen, wachten wij nog even tot één van de assistentcoaches binnenkomt: NBA-topscorer aller tijden Kareem Abdul-Jabbar.

De meeste mediavertegenwoordigers zijn dan al druk bezig met het interviewen van spelers, maar wij spreken meteen de nog steeds hoog boven iedereen uittorenende Abdul-Jabbar aan. Of hij de Nederlandse televisie even te woord wil staan? Yes, of course. En zo laten we Kareem, die nooit te beroerd is om een duidelijk standpunt in te nemen, vertellen over zijn belevenis van de Finals tot nu toe, de bemoeienissen met zijn persoonlijke protegé Andrew Bynum en zijn verwachting voor het verdere verloop van deze finaleronde. (“The Lakers are gonna win the series, no question about it.”) Grappig fenomeen daarbij is dat ondertussen steeds meer microfoons van andere televisiezenders onder de neus van Kareem worden gestoken, in de hoop een interessante quote te kunnen meepikken uit het interview dat Sport1 op dit moment met hem houdt. Als we het gesprek met deze absolute basketball-legende hebben beëindigd en de andere zenders zich op hem storten, kunnen wij linea recta doorlopen naar Andrew Bynum, voor wie de belangstelling inmiddels iets is geluwd. Kunnen we hem meteen de omgekeerde vraag stellen: wat vindt Andrew Bynum van Kareem Abdul-Jabbar? Nou, veel goeie dingen, maar dat mag duidelijk zijn. Ook somt ‘Drew’ zonder problemen de waslijst aan tips op die Kareem hem heeft gegeven om de strijd te kunnen aangaan met Dwight Howard. Daarna laten we nog Stille Kracht Trevor Ariza aan het woord over zijn recente verleden bij de Orlando Magic en zijn geweldige spel in de tweede helft van wedstrijd 4. En verhaalt Lamar Odom – die met zijn bescheiden stemgeluid wel heel rake dingen zegt – vol lof over het vermogen van Phil Jackson om zo veel verschillende karakters en nationaliteiten bij elkaar te brengen, en er een eenheid van te maken.

Ik wil trouwens nog wel even kwijt dat het me net als vorig jaar weer opvalt dat bijna alle spelers even makkelijk benaderbaar zijn als ze praten. Dit mogen dan wereldwijd bekende NBA-profs zijn, je kunt duidelijk merken dat ze veel plezier hebben in hun sport en niet te beroerd zijn om er lekker een boom over op te zetten. Na de interviewsessie met de Lakers hebben we nog net een wel heel klein half uurtje de tijd om tijdens de warming-up van de paarsgouden jongens onze standupper op te nemen. We zijn koud klaar of ons wordt vriendelijk doch dringend verzocht om de rest van onze collega’s te volgen naar de uitgang. Dat doen we, want we hebben alles wat we nodig hebben. We hebben twee hectische uurtjes achter de rug, maar al improviserend is alles uiteindelijk prachtig op zijn plek gevallen. De rest van de dag hebben we vrij. Eerst gedrieën laat lunchen bij een uitstekend Turks restaurant in een sjieke buurt even buiten het centrum van Orlando, waar Hedo T. ongetwijfeld op gezette tijden zijn gedachten laat afdwalen naar het land waar hij in 1979 als kind van Servische ouders werd geboren. ’s Avonds is er tijd om een tweede, nog veel groter outletcentrum met een bezoek te vereren. En de nodige dollars te spenderen bij Adidas, Converse, Anchorblue, Dickies en zo nog wel een paar zaken. Ton is niet zo van het winkelen en vermaakt zich ondertussen uitstekend in die wondere wereld die Orlando World Center Marriott Resort heet. Morgen de vijfde wedstrijd. Worden de Lakers kampioen in Orlando, of mogen wij de ploegen nog volgen naar Los Angeles? We zullen het zien.

 

ZONDAG 14 JUNI 2009: DE TERECHTE KAMPIOEN

 

Bericht van Frank (vanuit Orlando)

De derde en laatste wedstrijddag in Orlando. Het staat 3-1 voor de Lakers, maar de conclusie dat het net zo goed 3-1 voor de Magic of toch zeker 2-2 had moeten staan, is een duidelijke. In de kleedkamers is de sfeer voorafgaand aan de wedstrijd zoals die de vorige twee keren ook was. Serieus en sereen bij de Lakers dus. In de kleedkamer zelf zijn maar een paar spelers; de rest wordt waarschijnlijk in de aanpalende ruimte ingetaped of gemasseerd. DJ Mbenga en Shannon Brown zitten in wedstrijdtenue en met grote doppen op hun hoofd naar muziek te luisteren. Lamar Odom zit weer letterlijk op zijn praatstoel, omringd door een zestal dankbare leden van het journaille. Assistent-coach Brian Shaw tekent ondertussen op een whiteboard, ter voorbereiding op de teambespreking, een stuk of acht aanvalsvariaties, alsmede een aantal uitgangspunten voor de wedstrijd. “Meet Howard early” is er één van.

In de kleedkamer van de Magic, waar de tekst “Not In Our House” prominent op de muur is aangebracht, maken ze opnieuw geen haast. Het is zeventig minuten voor aanvang van de wedstrijd, maar nog niemand is omgekleed. Dwight Howard bijvoorbeeld schuift rond in een stijlvolle outfit waarin de kleur bruin de boventoon voert; Jameer Nelson in zijn favoriete joggingbroek en sweatshirt. Ondertussen geeft de 83-jarige clubeigenaar en miljardair Rich DeVos een lesje ‘hoe strop ik een stropdas’ aan backup-backup-backup-spelverdeler Tyronn Lue, waarna hij zich met hulp van zijn wandelstok richting Howard begeeft om de 60 jaar jongere reus een hart onder de riem te steken. “I know you can do it”, zegt DeVos, en Howard knikt bevestigend. De Magic-spelers hebben er alle vertrouwen in, getuige ook een aantal uitspraken in de media. Van Howard zelf bijvoorbeeld (“er is geen twijfel dat we deze wedstrijd gaan winnen”), maar ook van Battie (“ik weet zeker dat de Lakers geen feest gaan vieren op ons veld”) en van Lewis (“we don’t want to see them win a championship, period”).

In die trant knalt de thuisploeg ook uit de startblokken, pakt tot drie keer toe een voorsprong van negen punten, maar staat er bij rust toch echt tien achter. Op de concourse, waar de fans van beide ploegen zich zoals altijd zonder problemen onder elkaar begeven, zijn de Lakers-supporters vol vertrouwen voor de tweede helft (“we are gonna take this thing”) en vertelt een Magic-vader zijn twee zoons, die het huilen nader staat dan het lachen, dat hun favoriete ploeg altijd beter speelt bij een achterstand. In de enorme en overvolle toiletruimte staat een jongen getooid met een Howard-shirt al bellend achter het urinoir, zijn gesprekspartner de legendarische woorden toevoegend: “What am I doing? I’m pissin’ on Kobe Bryant, that’s what I’m doing.” Helaas voor hem is Bryant al de hele serie nergens van onder de indruk. Sterker nog, Bryant scoort, passt, reboundt, blockt schoten, wandelt door de lucht, gaat door roeien en ruiten, domineert. En leidt. Wijst zijn ploegmaats de weg naar de vijftiende titel in de geschiedenis van de Lakers-franchise, hier in wedstrijd 5 in het hol van de leeuw. De Lakers zijn de terechte kampioen en Bryant is de terechte MVP van de Finals. Hij behoorde niet tot mijn favoriete spelers, maar na deze serie is dat anders. Nu ik van zó dichtbij zijn niet aflatende toewijding, leiderschap en sportieve dominantie heb gezien, ben ik om. Kobe Bryant is een unieke speler.

Dat vindt ook zijn coach Phil Jackson, die met zijn tien titels nu een unieke coach is. Maar ondertussen diep respect heeft voor Red Auerbach, de man die hij achter zich liet: “I will smoke a cigar tonight in his memory.” Jackson, die Bryant vier jaar geleden nog uncoachable noemde, spreekt na afloop tijdens de persconferentie mooie woorden over zijn verlengstuk in het veld, die dat een jaar of acht geleden zeker nog niet was en vooral bezig was naam te maken voor zichzelf. “So I talked to Kobe a little bit about leadership and the quality and his ability to be a leader, and he said, I’m ready to be a captain right now, and I said, but no one is ready to follow you,” aldus Jackson. “He was 22 at the time. He was a young guy. In those eight years that have ensued from that period, he’s learned how to become a leader in a way in which people want to follow him. And I think that’s really important for him to have learned that, because he knew that he had to give to get back in return. And so he’s become a giver rather than just a guy that’s a demanding leader, and that’s been great for him and great to watch.”

Great to watch. Dat waren deze Finals ook, al is de 4-1 eindstand afgetekend en krijgen we geen toetje in het Staples Center in Los Angeles. We nemen afscheid van de Amway Arena, waar we ons deze dagen mochten mengen onder collega’s als Charles Barkley, Magic Johnson, Mark Jackson, Kenny Smith, Jon Barry, Jeff Van Gundy, Hubie Brown, Jack Ramsey, David Aldridge en gelegenheidsreporter Steve Nash. We nemen afscheid van de plek waar we the cream of the crop in actie hebben gezien, waar de sfeer fenomenaal was en waar we van elke seconde intens hebben genoten. Tot ziens Orlando, tot ziens NBA people. It was a privilege to be here.

 

 

Related Blog Posts

Darts-reünie

Darts-reünie

1 januari 2018   Frank: Hey Jacques, kerel, hoestie? Lang niet gezien man. (Tellselltoontje:) Vertel, Jacques, vertel, hoe is het daar in jouw...

Darts: een liefdesaffaire

Darts: een liefdesaffaire

31 december 2016   Basketball was en is de sportliefde van mijn leven, voetbal een heel goede tweede. Past darts daar dan nog bij? Maar...