Voice-over Frank Vischschraper

Jacques Nieuwlaat: spil in de dartswereld

18 mei 2017

Jacques “The Human Calculator” Nieuwlaat. Dartscommentator, presentator, mastercaller, dartstrainer en spotter. Spotter? Jawel, vocaal aanstuurder van televisieregisseur en -camera’s bij dartswedstrijden, de sport die van alle sporten het moeilijkst in beeld te brengen is. En niet te vergeten: spil in de internationale dartswereld. Helemaal niet te vergeten: een vreselijk aardige kerel met een gouden hart, met wie samen in het commentaarhok zitten immer één groot feest is. Om het kunnen lezen en schrijven met elkaar, het aanvoelen, het afmaken van elkaars zinnen, het prikkelen en geprikkeld worden. Het had ook anders kunnen lopen: “Eigenlijk was RTL7 in 2012 al klaar met darten. De stekker ging er al bijna uit. Het succes van Van Gerwen kwam echt nèt op tijd.”

De carrière van de geboren Hagenaar (45) heeft niet altijd in het teken van darts gestaan. Hij vervulde in het verleden zeer uiteenlopende banen, van chauffeur bij de Nederlandse landmacht tot voorman bij een schoonmaakbedrijf tot… uitvaartleider. Verliet al heel jong het ouderlijk huis door psychische problemen van zijn vader en moeder. Hij praat er openhartig over, zoals hij over alles openhartig praat.

Toen Jacques nog een kleine Jacques was, had die toen ooit het idee dat hij dartscommentator zou worden?

“Nee, ik denk dat je jezelf heel veel dingen kunt voorstellen als je klein bent, maar dit beroep… Nee, nooit. Ik ben het commentaar ingerold omdat darten mijn passie was. Als ik geen darten had gehad, was ik nooit in televisie terecht gekomen denk ik.”

Waar was je dan in terecht gekomen?

“Pfoeh, ik zou het niet weten.”

Maar waar wat vond de kleine Jacques leuk?

“Ik ben altijd gek met rekenen geweest. Met administratie. Ik denk dat ik boekhouder zou zijn geworden of zo. Of accountant uiteindelijk, als ik zover zou zijn gekomen.”

Had je toen al een aanleg voor rekenen?

“Ja, op de lagere school al. Zonder te overdrijven denk ik dat ik op de lagere school altijd de beste in de klas was. Je hebt er altijd één tussen zitten die sneller is dan de rest. Dat was ik. Ik was niet zo goed in taal, maar wel heel goed in rekenen.”

Dan vullen we elkaar goed aan. Ik was heel slecht in exacte vakken, had zes talen en geschiedenis in mijn eindexamenpakket. En jij was dus dat vervelende jongetje dat altijd tienen haalde voor zijn wiskunde.

“Ja, ik heb inderdaad tienen gehaald voor wiskunde.”

Wanneer ben je begonnen met darten?

“Ik ben begonnen toen ik zestien was. Ik had een vriendje dat dartte, een jongen van school. Die nam mij mee naar het Haags Darts- en Snookercentrum. Dat was een heel groot centrum waar heel veel snookertafels stonden, een stuk of tien wel. Dat was onder de hoofdtribune van het stadion van FC Den Haag, het Zuiderpark. Daar werkte achter de bar: Roland Scholten! Want dat complex was van zijn vader.”

Dus die kwam je al meteen tegen.

“Ja, dat was zo’n beetje de eerste echte darter die ik tegenkwam. En in dat complex zat toentertijd ook het kantoor van de Nederlandse Dart Bond. Dus ja, het hangt van toeval aan elkaar allemaal.”

Wat zijn jouw eerste herinneringen van het moment dat je daadwerkelijk zelf ging darten?

“Ik ging dus met dat vriendje mee, die dartte zelf. Speelde ook competitie. Die zei: Da’s leuk. Je moet eens meegaan. Dus ik mee. Een setje pijlen geleend, ik weet niet meer van wie. Een beetje gaan gooien. Ik merkte van het begin af aan dat ik de pijlen redelijk in de buurt kreeg van waar ik ze wilde hebben. Dus ik was meteen aangestoken.”

“Het was ook een periode in mijn leven die voor mij moeilijk was. Mijn ouders gingen uit elkaar en zijn uiteindelijk allebei opgenomen in een inrichting. Ze hadden allebei psychische problemen. Ik ben uit huis geplaatst toen ik 14 of 15 was, kwam in pleeggezinnen terecht. Dus ik had in die periode heel veel redenen om niet thuis te zijn, zal ik maar zeggen. Daardoor pakte het darten mij misschien nog wel meer. Ook vanwege de gezelligheid die er omheen hing. Daarom ben ik er ook meteen mee doorgegaan. Mijn eerste competitiewedstrijd heb ik gespeeld in 1988, toen ik 16 was. Binnen één jaar speelde ik in de hoogste divisie in Den Haag. Toen had Den Haag echt nog by far de beste competitie van Nederland. Dus ik speelde al vrij snel tussen de absolute toppers. Tussen de Van Barnevelds en de Scholtens van die tijd.”

En? Kon je met ze meekomen?

“Ja. In de eredivisie van Den Haag hoorde ik tot de beste spelers. Ik zal niet zeggen: dè beste, want dat is niet waar. Je had daar spelers als Bert Vlaardingerbroek, Raymond van Barneveld, Roland Scholten. Daar vlak onder zat ik.”

Ik wil nog even terugkomen op die uithuisplaatsing. Op je veertiende of vijftiende… dat is heftig.

“Heel heftig.”

Hoe heeft dat jou gevormd?

“Ik denk dat het mij sterker heeft gemaakt. Kijk, ik heb in heel veel opvanghuizen gezeten. In Den Haag, maar ook door het hele land heen. Vaak kon je ergens zes weken terecht, of acht weken. Het was altijd noodopvang. En dan zag je een heleboel shit van andere kinderen. Ouders die alcoholproblemen hadden, of kinderen die zelf drugsproblemen hadden. Dat had ik allemaal niet. Mijn ouders hadden allebei psychische problemen. Ook verschrikkelijk, maar dat had toch minder effect op mij. Ik heb altijd gezegd: omdat ik daar zoveel shit heb gezien, heeft mij dat juist uit de shit gehouden.”

Het waren voor jou waarschuwingssignalen, zo van: dat wil ik niet.

“Precies. En het heeft me heel erg zelfstandig gemaakt, op heel jonge leeftijd.”

Had je voor jezelf het idee: ik moet er het beste van maken?

“Ja. Maar wat wel zo is: ik vertrouw mensen niet heel snel. Dat heb ik er wel van gekregen. Omdat je veel wisselde van plek. Maar als ik mensen vertrouw, vertrouw ik ze vaak ook te veel. Dat kost me ook wel eens relaties. Maar verder… het is heel moeilijk om te zeggen dat je blij bent dat je het hebt meegemaakt, want dat is natuurlijk niet het geval, maar het geeft je wel bagage mee.”

Heb je, ondanks de vroege uithuisplaatsing, wel het gevoel dat je echt kind hebt kunnen zijn?

“Nou, ik ben gewoon naar school geweest. Heb op sportclubs gezeten. Maar ik was alleen vrij vroeg uit huis. Eerst begeleid-wonenprojecten en daarna zelf op kamers gewoond. Tsja, een student gaat ook op een gegeven moment het huis uit. Dit was iets meer gedwongen misschien.”

En iets vroeger.

“En iets vroeger. Maar weet je, ondanks dat je heel veel ellende ziet in het opvangsysteem waarin je terecht komt, zijn er ook wel heel veel onwijs gave mensen en aardige mensen die je helpen. Dat is echt wel zo. Daar moet je je eigen weg in vinden. De één gaat er makkelijker mee om dan de ander.”

En hoe was dat bij het darten in het Zuiderpark? Wie heeft je daar geholpen?

“Nou, daar vond je een soort van gezelligheid. Er was altijd wel iemand om mee te spelen, of om mee te darten. Dus daar heb ik een paar jaar lang best veel tijd doorgebracht.”

Won je wel een van ze? De mannen als Van Barneveld en Scholten?

“Ik won wel eens van ze, ja. Zeker op trainingen. Maar ik heb van alle Nederlandse toppers van toen ook in toernooien wel gewonnen. Of in competitieverband.”

Waar is dat dan later scheef gaan lopen? Wanneer werden zij beter dan jij?

“Zoals ik al zei ging ik vrij snel in de hoogste divisie darten. Ik ging vrij snel mee met mannen als Roland en Raymond naar toernooien toe. Die namen mij mee. Ik mocht toen nog bij de jeugd spelen. Maar de rankingtoernooien voor de jeugd, dat waren maar 5 tot 8 jeugdspelers. Dus het was met name heel veel wachten en heel weinig darten. Wat Roland en Raymond vaak deden… die zeiden: ‘je mag meerijden met mij, maar dan schrijf jij mijn wedstrijden. Dus ik stond de hele dag te schrijven, totdat ik zelf moest gooien. Dus daardoor heb ik heel snel dat rekenen van het darten geleerd.”

En je kòn al goed rekenen…

“Ik kon al redelijk goed rekenen inderdaad, maar dat schrijven scherpte het nog wel meer aan. Niet alleen omdat ik dat dagenlang stond te doen, maar je leerde ook allerlei verschillende combinaties omdat je verschillende spelers aan de dartbaan zag.”

En er stond geen caller bij, dus je was tegelijkertijd de scheidsrechter èn de schrijver. Je moet tellen wat er wordt gegooid en je moet het meteen verwerken in de score.

“Ja. Tegenwoordig zie je steeds meer van die electronische rekenmachientjes komen, of van die scoreborden, maar in die tijd waren het allemaal krijtborden of whiteboards.”

Of gewoon het blote hoofd. Ik heb de laatste jaren getuige mogen zijn van een aantal partijtjes tussen Jacques en Roland Scholten op de redactie van RTL7, waar het tellen, trashtalken, gillen, schreeuwen en theater maken helemaal vanzelf ging. We zien de toppers van nu op televisie spektakel maken, maar ik kan u verzekeren: deze twee kunnen er ook wat van.

Krijtborden, whiteboards. Het ouderwetse handwerk.

“In de competitie wordt het meestal nog steeds zo gedaan. Op het podium ook natuurlijk. Maar tegenwoordig merk je dat de jeugd… Ik kom nog wel eens op scholen om dartles te geven. Verschrikkelijk hoe slecht die kunnen rekenen.”

“Nu maak ik even een klein sprongetje, maar toen ik twintig was leerde ik mijn huidige vrouw kennen. Ik zat toen in een cyclus dat ik inmiddels ook al internationaal toernooien speelde. België, Zwitserland, Duitsland, Engeland. Toen werd toch de keus: ieder weekend darten of… thuis zijn. Ik was er toch wel vrij snel achter dat ik niet de motivatie had die een Van Barneveld en een Scholten hadden. Ik had met name de drive niet om beter te worden dan de rest.”

Hoe uitte die drive zich bij hen?

“In die tijd waren er in het darten geen sponsors. Een jongen als Raymond, die was postbode. Die werkte de hele week. ‘s Morgens ging hij de post bestellen en hij trainde ‘s middags of ‘s avonds. Ging naar bed toe en de volgende ochtend weer post bestellen. Al het geld dat hij verdiende, schraapte hij bij elkaar. Om bijvoorbeeld naar Zweden te kunnen gaan om daar de Open Zweden te spelen. Daar kon je dan weer wat prijzengeld verdienen en als je voldoende rankingpunten haalde over een heel jaar, kon je misschien de Embassy halen. (Het huidige BDO-WK op Lakeside, FV.) Dat was de heilige graal van het darten. Het WK!”

“Kijk, tegenwoordig spelen er 13 Nederlanders op een WK. Of op een ander groot toernooi. Toen maar één en dat was niet eens ieder jaar zeker. Dus die jongens die dat gehaald hebben, dat waren wel echte pioniers. Die hebben echt hun geld bij elkaar moeten schrapen en moeten investeren in hun eigen carrière.”

Had jij ook kunnen bereiken wat een Van Barneveld heeft bereikt?

“Nee. Ik heb niet die motivatie. Ben ook niet genoeg killer.”

Maar had je het talent?

“Dat vind ik moeilijk om te zeggen van mezelf.”

En we zullen het ook nooit weten. Het liep anders.

“Klopt. Kijk, ik hèb ook nog wel wat internationale toernooien gespeeld. Alleen niet ieder weekend meer. Competitie bleef ik wel spelen. Maar op een gegeven moment ging ik in militaire dienst, toen ik daaruit kwam had ik een baan. Dat gaat natuurlijk ook op een gegeven moment beginnen. Het echte leven zullen we maar zeggen.”

Je had waarschijnlijk ook geen tijd meer voor dat schrijven bij dartswedstrijden.

“Nee, dat houdt wel een beetje op als je de jeugd voorbij bent.”

Hoe kwam nou die omslag naar wat je nu doet in het darts?

“Dat ging allemaal een beetje per ongeluk. Roland werd wereldkampioen bij de WDF, in Las Vegas. Die won de World Cup. In 1993 was dat. Hij kwam terug en kreeg ineens allemaal aanvragen uit het land. Zo van: ‘wil je een demonstratie bij ons komen gooien.’ Roland was veel in Engeland geweest en die had bij demonstraties gezien dat die darters dan iemand meenamen die de scores opnoemde en een beetje presenteerde. In Nederland bestond dat eigenlijk niet.”

“Roland zei tegen mij: Joh, als jij nou een pak aantrekt, nemen we een microfoon mee en dan lul jij het een beetje aan elkaar. Dat gaat wel goedkomen. Nou, zo is het dus begonnen.”

 

 

Een pak aantrekken.

“Ja. Ik moest een pak kopen. Ik had niet eens een pak. Dus ik ben naar de GAKO gegaan. Daar had je twee pakken voor 200 gulden.”

De boel aan elkaar lullen… Hoe ging dat, de eerste keer?

“Makkelijk. Ik was helemaal niet zenuwachtig. Het was een dartvereniging in Venlo, weet ik nog. Roland zou daar 16 legs spelen. Nou, we gingen beginnen en ik begon te praten. Hallo allemaal, leuk om hier te zijn. Natuurlijk ging het allemaal nog niet zo makkelijk als tegenwoordig, maar toch wel redelijk makkelijk. Kijk, ik had natuurlijk geen angst voor het tellen.”

Stond je al echt verslag te doen?

“Nee, het was meer caller zijn dan verslaggeven. Dat kwam pas later. Maar Roland was een slimme gozer, die had heel wat trucjes. Had-ie in Engeland geleerd. Wat anders dan alleen maar saai legs gooien. Een grapje, een kwinkslag. Op zijn knieën een dubbel uitgooien. Of als hij heel ver voor stond, gaf hij zijn pijlen aan zijn tegenstander. Mocht die met zes pijlen gooien. Of hij gooide een leg alleen maar op de bull.”

“Nou, ik deed een paar van die demo’s met Roland en kwam dan ook wel mensen tegen van de Nederlandse Dart Bond. Dat was in een periode dat darten in Nederland aan zijn eerste echte opmars bezig was. We gingen al richting 1995, toen Raymond voor het eerst in de finale van de Embassy stond. Mensen, die niet in de dartssport zelf zaten, begonnen het ook te kennen. De Nederlandse Dart Bond vond dat de Nederlandse darters ervaring tekort kwamen op de podia. Tot die tijd werd eigenlijk nooit een finale op een podium gespeeld, maar gewoon op de vloer. Op één van die banen uit die hele rij. Zij dachten: misschien wel handig om het op een podium te doen, maar daar hebben we ook een caller bij nodig. Automatisch dachten ze aan mij. Zo van: ja, jij doet dat wel eens, kun jij dat niet doen?”

“Dus de eerste paar jaar callde ik vervolgens nagenoeg alle toernooien in Nederland. Uiteindelijk was het ook wel een soort van logisch dat ik de Dutch Open ging doen. Dat was toen ook al groot als nu. Vervolgens kwam SBS6 bij de Dutch Open om dat toernooi op te nemen en uit te zenden. Dat was toen Van Barneveld zijn tweede WK-titel had gewonnen, in 1999. In 2000 heeft SBS6 toen het contract met de BBC opengebroken en gingen ze, in plaats van alleen de halve finale en de finale van het WK, het hele toernooi live uitzenden. Ze vonden toen dat ze iemand nodig hadden die toch net even wat beter kon rekenen en wat meer achtergrondinformatie over de spelers kon brengen.”

“Arjan van der Giessen, die ik al een tijdje kenden omdat hij wel eens verslaggeving deed bij een aantal andere toernooien in het land, die zei toen tegen Lex Muller, het hoofd sport van SBS6: joh, Jacques staat al op het podium, die kan in ieder geval goed rekenen. Toen heeft Lex me uitgenodigd voor een commentaartest. Ik moest de finale tussen Van Barneveld en Baxter doen. Nou, die kende ik uit mijn hoofd. Dus dat was niet zo moeilijk. Vanaf dat moment geef ik dartscommentaar.”

“Ook ging ik met Co Stompé heel veel dartclinics doen. Dat was nog maar heel moeilijk te combineren met mijn baan als uitvaartleider, omdat ik daar veel wisseldiensten en avonddiensten had. Daarna ben ik assistent-facilitair manager bij Content Uitzendbureau’s geworden. Daar ging ik vier dagen per week werken, dat was beter te combineren met het darten. Maar toch ging dat op een gegeven moment ook knellen. Maar ik had de mazzel dat SBS6 net op dat moment meer darten begon uit te zenden en dat ik zo’n beetje de enige was die dartscommentaar deed. En wat ik wel altijd heb gehad: ik ga er voor. Als ik eenmaal denk: dit is wat ik wil doen, dan verdiep ik me erin en stop ik er heel veel energie in. Dan wil ik het ook gewoon goed doen.”

Hoe ging je allereerste commentaarsessie? Kun je je dat nog herinneren?

“Het was de Winmau World Masters, in 2000. Ik was onder de indruk van alles. Ik weet nog dat een eindredacteur een praatje hield, met een draaiboek van de uitzending erbij. De eerste twee zinnen dacht ik dat-ie in een andere taal sprak. Hij zei zoiets als: We komen vanuit een bumper in een clip naar de LSM via een tape. Ik begreep er helemaal geen reet van. Maar ze hadden me wel goed geïnstrueerd wanneer ik moest beginnen met praten en wanneer ik moest stoppen. Dat ging op zich wel vrij makkelijk voor mijn gevoel.”

Ja, maar dat was ook al zo toen Roland je had meegevraagd om de boel aan elkaar te praten.

“Precies. Ik heb nooit angst gehad om dingen te leren, of onderuit te gaan. Ik trek mijn bek wel open. Maar gek genoeg ben ik op een verjaardag toch nooit degene die de moppen zit te tappen. Wat raar is, want als wij met z’n tweeën commentaar zitten te doen, praat ik heel veel.”

Je dartscarrière ging toen dus echt van start.

“Ja. Ik deed dus heel veel demonstraties met Co Stompé. Die haalde in 2000 de halve finale op de Embassy en vanaf dat moment werd hij overal gevraagd. Tot wel honderd demonstraties per jaar deden we sommige jaren.

 

 

En dat betekende voor jou weer de boel aan elkaar praten.

“Ja. Niet zozeer serieuze toernooien, maar veel meer evenementen voor bedrijven, of dartverenigingen. Tot 2006 of 2007 hebben we dat echt heel veel gedaan. Zoveel zelfs, dat op een gegeven moment mijn baan bij het uitzendbureau in het gedrang kwam. Ook daar kwam ik weer op zo’n kruispunt. Ik had eigenlijk teveel darten om die baan er nog bij te doen. Jelle Klaasen had in 2006 net de Embassy-finale gewonnen, van Raymond van Barneveld. Vijf miljoen mensen die keken, het kon niet op. Toen dacht ik: dit is wel het moment om helemaal naar darten over te stappen. Medio 2007 heb ik dat uiteindelijk ook gedaan. Van Barneveld was toen net overgestapt naar de PDC.”

“Maar: de Nederlandse toernooien vielen weg (World Darts Trophy en International Darts League, FV) en de televisiecoverage werd heel onzeker. Dus op het moment dat ik besloten had om mijn baan achter me te laten en voor mezelf te beginnen, was de zekerheid die ik jaren had gehad, ineens weg. Alle demonstraties met Co vielen weg, dat gebeurde bijna van het ene op het andere moment. Toen SBS6 besloot om heel weinig darts meer uit te zenden, ging eigenlijk de stekker uit alles. Van 2008 tot 2012 is het voor het darten echt een lastige tijd geweest. Zaten we achter de decoder bij Sport1.”

Voor jouzelf als commentator kwam Sport1 er toen wel bij.

“Ja, maar dat was niet zoveel meer als het was geweest. Want de twee Nederlandse toernooien waren allebei negen dagen, dus er vielen ineens 18 dagen weg. Moest ik weer andere dingen erbij gaan doen. Maar ik heb nooit mijn geld op één paard gezet. Ik hield een beetje werk met Co, ik hield nog een beetje commentaar, ik deed er nog wat los werk bij… Ik ben bijvoorbeeld weer een tijdje teruggegaan naar die begrafenisonderneming. Daar ging ik op een nul-urencontract weer wat dingen doen, ritjes rijden. Ik heb nooit stil hoeven zitten.”

En toen werd het 2011.

“Het WK van 2011 was het laatste dat bij SBS6 werd uitgezonden. Halverwege 2010 wisten we al dat SBS6 zou stoppen met darts. Die waren de kraan al langzaam maar zeker aan het dichtdraaien. Zonden steeds minder uit, deden alleen nog maar samenvattingen. Alles wat live was, was voor Sport1, achter de decoder. Voor mij was dat prima, want het maakt voor mij niet uit hoeveel mensen er kijken. Het maakt ook niet uit waar het uitgezonden wordt, àls het maar uitgezonden wordt. Maar er was toen echt wel sprake van dat het darts nergens meer uitgezonden zou worden. Want tussen 2008 en 2010 werd er heel weinig gewonnen door Nederlanders. Wel veel door Engelsen, Phil Taylor met name. Ook bij de BDO waren er nauwelijks Nederlandse successen. De kijkcijfers waren slecht.”

“En toch stapte RTL7 toen in. Dat contact kwam met name tot stand via Leo Oldenburger, waar ik toen nog commentaar mee deed. Die had wat contacten bij RTL. Via via ben ik daarmee in gesprek geraakt en ze wilden mij er graag bij houden. Eyeworks Sport ging de dartsuitzendingen produceren. Daar ben ik toen in dienst gekomen. Behalve dartscommentaar geven kon ik daar ook dingen gaan doen voor de dartswebsite van RTL7. Ik kon me dus weer meer focussen op darts.”

En toen kwamen de successen van ene Michael van Gerwen.

“Ik moet wel zeggen: de eerste jaren bij RTL7 was het ook allemaal geen vetpot.”

De WK-finale van 2012 ging nog tussen Adrian Lewis en Andy Hamilton…

“Er waren toen regelmatig toernooien dat er geen Nederlanders in de halve finale zaten. Dan is het voor een zender echt wel moeilijk. Kijk, wij hebben als commentatoren makkelijk lullen, want wij krijgen toch wel betaald. Het publiek thuis heeft ook makkelijk lullen. Dartskijkers willen alles zien wanneer zij dat willen, en gratis. Maar het maken van een dartsprogramma is ook niet gratis. Het moet wel betaald worden. RTL is ook gewoon een bedrijf dat winst wil maken. Die houden heel goed in de gaten hoeveel mensen er kijken. In 2011 en begin 2012 heb ik heel veel toernooien alleen commentaar gedaan. Dat zal ook een financiële achtergrond hebben gehad. De World Grand Prix van 2012, die Van Gerwen uiteindelijk won, zonden we alleen uit op de livestream. Pas toen Van Gerwen de finale haalde, werd besloten om die live uit te zenden.”

“Eigenlijk was RTL7, tot dat gebeurde, al klaar met darten. De stekker ging er al bijna uit. Het succes van Van Gerwen kwam echt nèt op tijd. Hadden we op het WK van 2013 ook geen Nederlanders in de halve finale gehad, dan was het klaar geweest. Dan hadden we geen darten meer op televisie gehad. En wie weet wat er dan met Van Gerwen was gebeurd. Dat weet ook niemand.”

Maar er zit zo’n idiote drive in die man, die zou toch in dat geval ook wel gekomen zijn waar hij nu is?

“Nou, hij was ook al weer begonnen met werken. Ook voor hem was het geen vetpot. Als je toen buiten de top 32 stond, kon je er niet van leven. Als hij nog een half jaar geen succes had gehad, dan moet je nog maar afwachten of hij het volgehouden had.”

Dus het darten in Nederland is gered door het WK-finale van 2013, die Van Gerwen haalde?

“Nou, er zit een aanloop aan. Eigenlijk is het Nederlands darten gered, doordat de PDC met de jeugdtoer is begonnen. Daar kon Van Gerwen in spelen en daar leerde hij eigenlijk weer wat winnen was. Dat had hij jaren niet meer meegemaakt. Door dat winnen kreeg hij meer zelfvertrouwen. Daardoor speelde hij op de World Matchplay van 2012 heel goed. Daar gooide hij een negendarter onder andere. Verloor wel vrij vroeg in het toernooi, maar speelde goed. Daar haalde hij het zelfvertrouwen vandaan om de World Grand Prix te winnen dat jaar. Het talent heeft er altijd ingezeten. Daar is geen twijfel over mogelijk. Maar talent gekoppeld aan zelfvertrouwen, dat is wat hem dodelijk maakt nu.”

Jij kunt op dit moment weer helemaal leven van het darts, toch?

“Ja, in verschillende vormen. Naast commentaar geven, houd ik me ook nog steeds bezig met clinics en workshops geven. Daarbij geef ik af en toe trainingen. En op de Eurotour-toernooien werk ik voor de PDC, automatische camera’s bedienen. Verder presenteer ik nog wel eens een toernooi. Alles heeft met darten te maken, buiten het feit dat ik ook nog wat kwissen presenteer.”

Hoe zie je jouw toekomst in het darten?

“Ik denk dat ik wel overleef. Zolang darten ergens wordt uitgezonden, vermoed ik dat ik er wel bij betrokken blijf. Ik ben wel voorzichtig. Ik wil wel op tijd afscheid nemen van het commentaar geven bij darten. Ik wil niet, zoals een aantal van onze collega’s in Engeland, te lang blijven zitten. Ik zeg ook altijd tegen mensen in mijn omgeving: zeg het tegen me als het niet meer kan. Ik hoop dat jullie zo eerlijk willen zijn. Ik ga dit ook zeker niet tot mijn zeventigste doen.”

Wie weet ben jij nog hartstikke vitaal op je zeventigste.

“Dat zou kunnen. Dan wil ik best een paar avondjes in de maand terugkomen van mijn heerlijke warme eiland om dartscommentaar te geven.”

Welk eiland gaat dat worden?

“Geen idee. Maar dat is wel iets dat ik leuk zou vinden. Lekker op mijn eigen terrasje in… weet ik veel, Spanje, Portugal of Italië. Ik ben nog niet oud, maar ik wil gaan genieten voordat ik oud ben. Ik heb best drukke jaren gehad. Ik durf te zeggen dat ik veel uren maak en hard werk. Maar ik maak bewust de keus om ook veel op vakantie te gaan. Ik koop niet iedere maand voor duizend euro kleding, ik koop niet steeds een andere auto en heb niet de meest hypermoderne kleurentelevisie. Maar ik ga wel drie keer per jaar op vakantie. Dan kan ik met mijn vrouw samen twee weken weg zijn.”

Wat zie jij als hoogtepunt in jouw carrière in het darts?

“Als het gaat om dartwedstrijden is de WK-finale tussen Phil en Raymond in 2007 mij altijd bijgebleven. Daar heb ik commentaar bij gegeven samen met Leo Oldenburger. Echt een knotsgekke wedstrijd waar van alles in gebeurde. Nooit teruggekeken overigens. Omdat-ie zó mooi was, dat één keer genoeg was. Fragmenten heb ik natuurlijk nog wel gezien. Die laatste leg komt nog heel vaak voorbij.”

“De finale tussen Jelle en Raymond, een jaar eerder, was natuurlijk ook wel een ijkpunt. We hadden toen twee jaar op rij echt speciale finales.”

Hoe zat je in het commentaarhok bij die finales? Zat je nog überhaupt?

“Ja. Heb je mij wel eens zien staan? Schreeuwen?”

Schreeuwen wel. Soms heb ik wel eens dat ik denk dat ik de volgende ochtend naar de KNO-arts moet.

“Ja, dat klopt. Mijn excuses daarvoor. Ja, af en toe gebeurt dat. Maar dat gaat ook net zo makkelijk weer voorbij. Ik heb denk ik één keer echt gestaan en geschreeuwd, dat was bij Baxter tegen Van Barneveld op een WK een keer. (Achtste finale PDC WK 2009, Barney wint met 4-3 in sets, FV.) Daarin werd ik meegesleept op de één of andere manier. Waarom weet ik ook niet. Verder kan ik wel redelijk afstand houden.”

Dat moet ook wel.

“Ja, voor een deel wel. Ik weet nog dat wij een wedstrijd Van Gerwen-Van Barneveld deden. De finale van de Grand Slam of Darts in 2012. Toen ik mijn mailbox de volgende dag opende, zaten daar ongeveer tachtig mailtjes in. Ongeveer de helft zei dat ik te veel voor Van Barneveld was geweest en de andere helft dat ik te veel voor Van Gerwen was geweest. Toen dacht ik: nou, dan zal de balans wel aardig zijn geweest.”

We hadden het over de hoogtepunten in jouw dartscarrière. Hoe was het om nu al twee keer voor 10.000 man in Ahoy Rotterdam te staan en daar het publiek op te warmen aan het begin van de avond?

“Dat was ook wel wat natuurlijk. Maar het grootste publiek dat ik ooit heb gehad, was in de Amsterdam Arena. Eén leg darten aan elkaar praten tussen Darryl Fitton en Co Stompé, tijdens een voetbalinterland tussen Nederland en Engeland. Voor veertigduizend man. Ik maak ook altijd een grapje met Russ Bray en George Noble, dat ik de scheidsrechter ben geweest met het grootste publiek.”

 

 

“Rotterdam Ahoy, dat was een beetje een optelsom van een aantal jaren wind in de rug. Het is niet onze persoonlijke verdienste, maar zo voelt het toch wel een klein beetje. Ik heb in het verleden veel gesprekken gehad met de PDC en dan zeiden ze altijd: we kunnen geen zalen uitverkopen in Nederland. Eerlijk is eerlijk, dat is ook een hele tijd heel moeilijk geweest. We hebben in Nederland de World Darts Trophy en de International Darts League gehad, maar de zalen zaten daar niet vol. En nu blijkt het ineens wel te lukken. Het product is gewoon goed nu.”

Wat is het grappigste dat je ooit hebt meegemaakt?

“Tsja, daar vraag je me wat. Het grappigste weet ik niet, maar het leukste dat ik ooit heb meegemaakt was de Masters of Darts in 2005, in Hengelo. Met de spelers en de officials die daarbij zijn geweest, hebben we het er nog wel eens over. Dat is misschien wel het meest ultieme toernooi geweest voor iedereen. Het was de eerste echte confrontatie tussen Taylor en Van Barneveld in heel lange tijd. De spelers kregen goed betaald, alles klopte. We zaten in prachtig hotel apart met officials en spelers, ergens midden in de bossen. We konden doen wat we wilden. Iedereen was zichzelf, spelers, officials en mensen van de televisie. Wat daar gebeurde, blééf ook daar. Het was enorm gezellig. Wij waren toen nog van de BDO, maar er waren ook die vijf spelers van de PDC. Er was meteen een band.”

“Zoiets zou nu niet meer kunnen. Ik bedoel: ik heb wel avonden doorgehaald met topspelers op diverse locaties, maar dat bestaat niet meer. Hoort bij de professionalisering van de sport. Het sociale aspect is daardoor ook wel minder geworden. Darters komen nu gewoon hun werk doen. Ik vind dat één van de ergste dingen die ik soms hoor in interviews. Darters die zeggen: ik heb professioneel mijn werk gedaan. Ik vind dat moeilijk. Want ik vind wat ik doe ook niet echt werk.”

Het is iets dat je leuk vindt en waar je je geld mee kunt verdienen.

“Precies. Wij hebben een heel fijn beroep. Ik vind het heel belangrijk dat… als ik binnenkom op de redactie en ik ga koffie halen, haal ik koffie voor iedereen. Ik ben er heel erg van overtuigd dat je het met z’n allen doet. Dat wij als commentatoren nu toevallig te horen zijn of dat Marcel Maijer en Koert Westerman als presentator te zien zijn, maakt voor mij geen verschil met degene die onze borrelnootjes verzorgt.”

Jacques Nieuwlaat ten voeten uit. Professional, maar bovenal een zeer menselijke collega. De man die in de dartswereld iedereen kent en door iedereen gekend en gewaardeerd wordt. Het middelpunt van de dartsscene.

Bullseye!

 

Related Blog Posts

Darts-reünie

Darts-reünie

1 januari 2018   Frank: Hey Jacques, kerel, hoestie? Lang niet gezien man. (Tellselltoontje:) Vertel, Jacques, vertel, hoe is het daar in jouw...

Darts: een liefdesaffaire

Darts: een liefdesaffaire

31 december 2016   Basketball was en is de sportliefde van mijn leven, voetbal een heel goede tweede. Past darts daar dan nog bij? Maar...